Preek - 1 Petrus 3b - WERKT HET?

Inleiding

Kennen jullie die mop van die man in de trein

die broodkruimels door het raam gooit?

Als je hem vraagt waarom hij dat doet, antwoord hij:

‘om de olifanten weg te jagen.’

‘Maar er zijn hier toch helemaal geen olifanten?’

Waarop de man antwoord:

‘zie je nou wel: het werkt!’

 

Werkt het?

Heeft het zin?

Dat vinden wij een belangrijke vraag.

Waarom zou je je elke week afbeulen in de sportschool

als je er nog geen grammetje van afvalt?

 

Werkt het?

Die vraag kun je ook stellen aan het christelijk geloof:

heeft het zin om christelijk te leven?

Of maak je het jezelf daar alleen maar onnodig moeilijk mee?

Daarover gaat het vandaag – we lezen 1 Petrus 3:13-4:6.

 

1.   Christen in de wereld

Ik heb het al eerder gezegd, maar het valt me nu weer op:

wat springt Petrus van de hak op de tak –

op het eerste gezicht is er echt geen touw aan vast te knopen.

Petrus schrijft ergens dat Paulus zo ingewikkeld schrijft,

maar zelf heeft hij er ook een handje van!

Ik kwam bij een collega van mij een mooie vergelijking tegen:

deze tekst is een beetje alsof je 3 dozen van een ingewikkelde Ikea kast uitpakt,

om er dan achter te komen dat de handleiding nergens te vinden is.

Je hebt geen idee waar je moet beginnen, en je voelt je dom.

Dus als je je dom voelt omdat je niets van Petrus begrijpt:

dat ben je dus niet – in ieder geval niet dommer dan ik.

 

Eerst wil ik met jullie kort terugblikken op de brief tot nog toe,

op de hoofdlijn die we erin gevonden hebben.

Het begon met dat christenen vreemdelingen zijn:

christenen zijn anders, maken andere keuzes,

hebben andere dingen die ze belangrijk vinden.

Voor de eerste christenen aan wie Petrus schrijft,

betekent dit dat ze als tweederangs burgers worden gezien.

Ze worden niet officieel vervolgd, maar tellen ook niet helemaal mee.

Maar voor God wel:

als Petrus beschrijft hoe God tegen hen aankijkt,

gebruikt hij hoogdravende woorden:

‘jullie zijn een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie.’

Met een missie: een verbindende schakel zijn tussen God en de wereld.

 

Maar hoe doe je dat?

Daarover ging het vorige week.

Als je christen bent, wordt er extra op je gelet.

Pak die kans door ‘goed’ te leven –

want veel beter dan iemand een boek in handen te drukken,

kun je met je leven laten zien wat het is om te geloven.

En Petrus legt ook uit wat dat goede leven is:

het is de ander liefde, loyaliteit, respect geven –

ook als die dat niet verdient.

Een christelijk leven wordt zichtbaar

in hoe je omgaat met situaties waarin jij wordt benadeeld.

Vergeld jij kwaad met kwaad, of blijf je consequent goed?

 

Maar werkt dat ook?

Heeft het zin om goed te leven?

Lukt het om op die manier mensen in verbinding te brengen met God?

Daarover gaat het deel van vandaag.

 

2.   goed leven: werkt het?

Die christenen aan wie Petrus schrijft, in het Turkije van de 1e eeuw,

hebben helemaal niet het gevoel dat het werkt.

Ze zien geen massa’s mensen tot geloof komen

omdat hun christelijke manier van leven zo aanstekelijk is.

O ja, de beweging van christenen groeit,

en op bepaalde groepen van de samenleving

heeft het christelijk geloof een enorme aantrekkingskracht,

maar de kerk blijft een verschijnsel in de marge.

 

Eigenlijk net als bij ons.

Dat Petrus zegt dat je met je gedrag laat zien dat je christen bent,

dat past volgens mij prima bij 21e eeuwse westerlingen als wij:

we laten het liever zien dan dat we erover praten.

Christenen doen echt mooie dingen in de samenleving!

Ze zetten zich bijvoorbeeld bovengemiddeld vaak als vrijwilliger in,

en zo kom je leden van Menorah overal tegen.

Maar vooralsnog leidt dat nog niet tot een massale opwekking in Zaanstad.

We proberen het goede te doen,

maar veel resultaat lijkt het niet te hebben.

 

Misschien werkt het zelfs wel averechts.

Daar hebben die Turkse christenen in ieder geval wel last van.

Ik begon met een mop, dus nu een raadsel:

wat is de overeenkomst tussen een christen en een vegetariër? (…)

Ze worden allebei gezien als spelbedervers.

Als jij een echte carnivoor bent,

de verrukt naar de bbq met sissende speklapjes kijkt,

dan is het heel ingewikkeld om een vegetariër te eten te krijgen.

Die vegetariër bederft jouw feestje,

en je moet er rekening mee houden, en sla en bonenburgers serveren.

Terwijl andersom, als jij bij die vegatariër komt eten,

die zich niet aan jou aanpast door de bbq aan te zetten.

En voor sommige carnivoren werkt dat als een rode lap op een stier:

geconfronteerd met vegetariërs worden ze alleen maar fanatieker vleeseter.

 

Die ervaring hebben die christenen ook:

ze proberen het goede te doen, maar ze worden erom gehaat.

Altijd als ze worden uitgenodigd voor een feestje, zeggen ze:

‘ik doe daar niet meer aan mee.’

Of het nu een offermaaltijd voor de goden is,

een stevige zuippartij of een goed seksfeest:

altijd maar weer bedankten christenen ervoor.

Alsof zij beter zijn…

Volgens Petrus hebben die christenen in hun vorig leven

al genoeg tijd verspild aan dat soort dingen.

Dus zijn ze nu spelbedervers, die weerstand oproepen.

 

Bij ons hangt het er denk ik een beetje vanaf in welke groepen je je beweegt

of je als christen als zo’n spelbederver wordt gezien.

Als je vrienden op elk feest een pilletje nemen en jij niet,

dan kun jij die spanning wel voelen.

Of als je hele familie moslim is, en jij als enige naar de kerk gaat.

In andere groepen maakt het niet zoveel uit:

zo lang je je geloof niet aan anderen gaat opdringen, is er weinig aan de hand.

Maar ook dan hebben christenen vaak het imago dat ze niets mogen,

en is dat voor anderen een drempel om christen te worden:

het gevoel dat je dan alle leuke dingen moet opgeven.

 

Goed leven, in wat je doet laten zien wat het is om christen te zijn,

het werkt dus helemaal niet.

En dan is het best verleidelijk om het wat minder ‘zwaar’ te nemen met geloven.

Als je vertelt dat je christen bent,

is dat sowieso een van de vragen die je kunt verwachten:

‘ben je dan ook heel streng?’

Je zou haast denken dat een christen met allerlei losse seksuele contacten

misschien wel meer mensen voor het christelijk geloof kan interesseren,

omdat die tenminste geen drempel opwerpt.

Die Turkse christenen staan ook in de verleiding

hun oude levensstijl maar weer op te pakken: wel zo makkelijk!

 

En natuurlijk zou het heel mooi zijn als mensen tot geloof komen door hoe jij leeft!

De kerk in de eerste eeuwen groeide ook vooral op die  manier:

christenen waren echt een zegen voor de samenleving.

Het gebéurt, ook vandaag, dat mensen tot geloof komen

omdat ze zien dat christenen iets hebben, iets uitstralen.

Maar ook als dat niet gebeurt, zegt Petrus,

is dat nog geen reden bang te zijn voor mensen.

Als anderen negatief reageren op jouw leven als christen,

is dat geen reden om maar op te geven omdat toch niemand het snapt,

maar om te verantwoorden waarom jij zo leeft,

om uit te leggen wat jij gelooft, wat hoop voor jou is,

en hoe dat je leven verandert.

 

En daarover gaat dat onnavolgbare deel wat Petrus schrijft

over Noach en de geesten die gevangen zitten.

Het gaat over hoop en wat de basis daaronder is.

Die basis is: Jezus heeft het kwaad overwonnen.

Als Petrus zegt: ‘Jezus is naar de geesten gegaan die gevangen zaten,

om dit alles te verkondigen’,

dan is dat hetzelfde als we straks gaan zingen:

‘en de machten van de hel weten wie er regeert.’

Machten die in de tijd van Noach al actief waren

en een hele wereld in hun val hebben meegesleurd:

ze weten nu dat ze verloren hebben.

 

Die wetenschap geeft je als christen hoop.

Vergelijk het leven als christen maar

met een leven in een tijd van bezetting.

Als je blijft hopen op een goede afloop van de oorlog,

dat met de bezetter wordt afgerekend,

dan motiveert je dat om je niet bij de situatie neer te leggen,

en misschien om kleine of grotere daden van verzet te doen.

Terwijl als je de hoop op bevrijding al hebt opgegeven,

je er maar beter het beste van kunt maken,

en zo veel mogelijk genieten van wat je nog wél hebt.

 

Christenen leven met hoop:

zelfs de machten van de hel weten wie er regeert,

de eindoverwinning is een kwestie van tijd, en dan komt alles goed!

En daarom heeft het zin om góed te leven,

in plaats van voor jezelf te gaan

en voor maximaal plezier in een leven dat omvliegt.

 

En dan begint Petrus over de doop,

die ergens lijkt op de grote overstroming bij Noach,

maar ergens ook weer helemaal niet.

Want het water bij Noach was verwoestend,

spoelde alles wat slecht was van de wereld weg.

De doop niet: dat water verwoest je niet,

maar geeft je juist een nieuw leven,

waarin je deelt in de overwinning van Jezus

en je de macht van het kwaad over je leven niet meer erkent.

En eerlijk gezegd vind ik toch dat Paulus dat makkelijker uitlegt dan Petrus,

als Paulus in Romeinen 6 schrijft:

‘we zijn door de doop in Christus’ dood met hem begraven

om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt,

een nieuw leven te leiden.’

 

Petrus noemt dat leven een vraag:

‘de doop is een vraag aan God om een zuiver geweten.’

De doop gaat niet alleen over dat je zonden vergeven worden,

maar markeert ook het begin van een nieuw leven,

dat goede leven, waarin je laat zien wat het is om christen te zijn.

Dat is geen automatisme:

het is niet zo dat als je eenmaal gedoopt bent,

je op een magische manier alleen nog maar goede dingen doet.

Daarom is het een ‘vraag’:

het is steeds weer aan God om dat nieuwe leven vragen,

en weten dat je het niet van jezelf, maar van God moet hebben.

 

Soms is dat leven afzien, soms betekent dat lijden,

maar je leeft wel voor de goede zaak,

je leeft het leven zoals God het heeft uitgedacht,

en wat in the end een veel mooier leven is

dan welk plezier ook maar dat je in deze wereld kunt hebben.

Geloven heeft dus ook niets met streng of zwaar te maken:

het gaat er niet om je allerlei plezier te ontzeggen,

over dat je als christen nooit eens wat mag,

het gaat erom dat je als christen leeft met de overwinning van Jezus,

en daarom geniet van iets veel beters.

 

En of dat werkt?

Niet als je verwacht dat massa’s mensen tot geloof zullen komen

omdat jij zo goed leeft als christen –

al is natuurlijk altijd mooi als dat gebeurt.

Wel als je het voor God doet,

als je het doet omdat je gelooft in de overwinning van Jezus,

en die hoop jouw leven mooier maakt.

 

3.   Hoop voeden

Het komt dus allemaal aan op hoop:

dé reden om dat goede leven vol te houden,

om geen kwaad met kwaad te vergelden,

om met genade met mensen om te gaan,

om niet te vluchten in seks, drank, drugs en geld,

om als christen anders te leven -

dé reden is hoop.

 

Dé manier om niet op te geven,

is dus ook je hoop te blijven voeden.

Petrus zegt dat je altijd bereid moet zijn je hoop te verantwoorden.

Dat is naar buiten toe.

Ik zou zeggen:

doe dat niet alleen naar mensen die kritische vragen hebben over geloven.

Deel je hoop juist ook met elkaar,

om elkaar met hoop te voeden:

wat geeft jou hoop, hoe maakt geloof jou hoopvol?

 

Amen.

1 Petrus 3b - WERKT HET?

Inleiding

Kennen jullie die mop van die man in de trein

die broodkruimels door het raam gooit?

Als je hem vraagt waarom hij dat doet, antwoord hij:

‘om de olifanten weg te jagen.’

‘Maar er zijn hier toch helemaal geen olifanten?’

Waarop de man antwoord:

‘zie je nou wel: het werkt!’

 

Werkt het?

Heeft het zin?

Dat vinden wij een belangrijke vraag.

Waarom zou je je elke week afbeulen in de sportschool

als je er nog geen grammetje van afvalt?

 

Werkt het?

Die vraag kun je ook stellen aan het christelijk geloof:

heeft het zin om christelijk te leven?

Of maak je het jezelf daar alleen maar onnodig moeilijk mee?

Daarover gaat het vandaag – we lezen 1 Petrus 3:13-4:6.

 

1.   Christen in de wereld

Ik heb het al eerder gezegd, maar het valt me nu weer op:

wat springt Petrus van de hak op de tak –

op het eerste gezicht is er echt geen touw aan vast te knopen.

Petrus schrijft ergens dat Paulus zo ingewikkeld schrijft,

maar zelf heeft hij er ook een handje van!

Ik kwam bij een collega van mij een mooie vergelijking tegen:

deze tekst is een beetje alsof je 3 dozen van een ingewikkelde Ikea kast uitpakt,

om er dan achter te komen dat de handleiding nergens te vinden is.

Je hebt geen idee waar je moet beginnen, en je voelt je dom.

Dus als je je dom voelt omdat je niets van Petrus begrijpt:

dat ben je dus niet – in ieder geval niet dommer dan ik.

 

Eerst wil ik met jullie kort terugblikken op de brief tot nog toe,

op de hoofdlijn die we erin gevonden hebben.

Het begon met dat christenen vreemdelingen zijn:

christenen zijn anders, maken andere keuzes,

hebben andere dingen die ze belangrijk vinden.

Voor de eerste christenen aan wie Petrus schrijft,

betekent dit dat ze als tweederangs burgers worden gezien.

Ze worden niet officieel vervolgd, maar tellen ook niet helemaal mee.

Maar voor God wel:

als Petrus beschrijft hoe God tegen hen aankijkt,

gebruikt hij hoogdravende woorden:

‘jullie zijn een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie.’

Met een missie: een verbindende schakel zijn tussen God en de wereld.

 

Maar hoe doe je dat?

Daarover ging het vorige week.

Als je christen bent, wordt er extra op je gelet.

Pak die kans door ‘goed’ te leven –

want veel beter dan iemand een boek in handen te drukken,

kun je met je leven laten zien wat het is om te geloven.

En Petrus legt ook uit wat dat goede leven is:

het is de ander liefde, loyaliteit, respect geven –

ook als die dat niet verdient.

Een christelijk leven wordt zichtbaar

in hoe je omgaat met situaties waarin jij wordt benadeeld.

Vergeld jij kwaad met kwaad, of blijf je consequent goed?

 

Maar werkt dat ook?

Heeft het zin om goed te leven?

Lukt het om op die manier mensen in verbinding te brengen met God?

Daarover gaat het deel van vandaag.

 

2.   goed leven: werkt het?

Die christenen aan wie Petrus schrijft, in het Turkije van de 1e eeuw,

hebben helemaal niet het gevoel dat het werkt.

Ze zien geen massa’s mensen tot geloof komen

omdat hun christelijke manier van leven zo aanstekelijk is.

O ja, de beweging van christenen groeit,

en op bepaalde groepen van de samenleving

heeft het christelijk geloof een enorme aantrekkingskracht,

maar de kerk blijft een verschijnsel in de marge.

 

Eigenlijk net als bij ons.

Dat Petrus zegt dat je met je gedrag laat zien dat je christen bent,

dat past volgens mij prima bij 21e eeuwse westerlingen als wij:

we laten het liever zien dan dat we erover praten.

Christenen doen echt mooie dingen in de samenleving!

Ze zetten zich bijvoorbeeld bovengemiddeld vaak als vrijwilliger in,

en zo kom je leden van Menorah overal tegen.

Maar vooralsnog leidt dat nog niet tot een massale opwekking in Zaanstad.

We proberen het goede te doen,

maar veel resultaat lijkt het niet te hebben.

 

Misschien werkt het zelfs wel averechts.

Daar hebben die Turkse christenen in ieder geval wel last van.

Ik begon met een mop, dus nu een raadsel:

wat is de overeenkomst tussen een christen en een vegetariër? (…)

Ze worden allebei gezien als spelbedervers.

Als jij een echte carnivoor bent,

de verrukt naar de bbq met sissende speklapjes kijkt,

dan is het heel ingewikkeld om een vegetariër te eten te krijgen.

Die vegetariër bederft jouw feestje,

en je moet er rekening mee houden, en sla en bonenburgers serveren.

Terwijl andersom, als jij bij die vegatariër komt eten,

die zich niet aan jou aanpast door de bbq aan te zetten.

En voor sommige carnivoren werkt dat als een rode lap op een stier:

geconfronteerd met vegetariërs worden ze alleen maar fanatieker vleeseter.

 

Die ervaring hebben die christenen ook:

ze proberen het goede te doen, maar ze worden erom gehaat.

Altijd als ze worden uitgenodigd voor een feestje, zeggen ze:

‘ik doe daar niet meer aan mee.’

Of het nu een offermaaltijd voor de goden is,

een stevige zuippartij of een goed seksfeest:

altijd maar weer bedankten christenen ervoor.

Alsof zij beter zijn…

Volgens Petrus hebben die christenen in hun vorig leven

al genoeg tijd verspild aan dat soort dingen.

Dus zijn ze nu spelbedervers, die weerstand oproepen.

 

Bij ons hangt het er denk ik een beetje vanaf in welke groepen je je beweegt

of je als christen als zo’n spelbederver wordt gezien.

Als je vrienden op elk feest een pilletje nemen en jij niet,

dan kun jij die spanning wel voelen.

Of als je hele familie moslim is, en jij als enige naar de kerk gaat.

In andere groepen maakt het niet zoveel uit:

zo lang je je geloof niet aan anderen gaat opdringen, is er weinig aan de hand.

Maar ook dan hebben christenen vaak het imago dat ze niets mogen,

en is dat voor anderen een drempel om christen te worden:

het gevoel dat je dan alle leuke dingen moet opgeven.

 

Goed leven, in wat je doet laten zien wat het is om christen te zijn,

het werkt dus helemaal niet.

En dan is het best verleidelijk om het wat minder ‘zwaar’ te nemen met geloven.

Als je vertelt dat je christen bent,

is dat sowieso een van de vragen die je kunt verwachten:

‘ben je dan ook heel streng?’

Je zou haast denken dat een christen met allerlei losse seksuele contacten

misschien wel meer mensen voor het christelijk geloof kan interesseren,

omdat die tenminste geen drempel opwerpt.

Die Turkse christenen staan ook in de verleiding

hun oude levensstijl maar weer op te pakken: wel zo makkelijk!

 

En natuurlijk zou het heel mooi zijn als mensen tot geloof komen door hoe jij leeft!

De kerk in de eerste eeuwen groeide ook vooral op die  manier:

christenen waren echt een zegen voor de samenleving.

Het gebéurt, ook vandaag, dat mensen tot geloof komen

omdat ze zien dat christenen iets hebben, iets uitstralen.

Maar ook als dat niet gebeurt, zegt Petrus,

is dat nog geen reden bang te zijn voor mensen.

Als anderen negatief reageren op jouw leven als christen,

is dat geen reden om maar op te geven omdat toch niemand het snapt,

maar om te verantwoorden waarom jij zo leeft,

om uit te leggen wat jij gelooft, wat hoop voor jou is,

en hoe dat je leven verandert.

 

En daarover gaat dat onnavolgbare deel wat Petrus schrijft

over Noach en de geesten die gevangen zitten.

Het gaat over hoop en wat de basis daaronder is.

Die basis is: Jezus heeft het kwaad overwonnen.

Als Petrus zegt: ‘Jezus is naar de geesten gegaan die gevangen zaten,

om dit alles te verkondigen’,

dan is dat hetzelfde als we straks gaan zingen:

‘en de machten van de hel weten wie er regeert.’

Machten die in de tijd van Noach al actief waren

en een hele wereld in hun val hebben meegesleurd:

ze weten nu dat ze verloren hebben.

 

Die wetenschap geeft je als christen hoop.

Vergelijk het leven als christen maar

met een leven in een tijd van bezetting.

Als je blijft hopen op een goede afloop van de oorlog,

dat met de bezetter wordt afgerekend,

dan motiveert je dat om je niet bij de situatie neer te leggen,

en misschien om kleine of grotere daden van verzet te doen.

Terwijl als je de hoop op bevrijding al hebt opgegeven,

je er maar beter het beste van kunt maken,

en zo veel mogelijk genieten van wat je nog wél hebt.

 

Christenen leven met hoop:

zelfs de machten van de hel weten wie er regeert,

de eindoverwinning is een kwestie van tijd, en dan komt alles goed!

En daarom heeft het zin om góed te leven,

in plaats van voor jezelf te gaan

en voor maximaal plezier in een leven dat omvliegt.

 

En dan begint Petrus over de doop,

die ergens lijkt op de grote overstroming bij Noach,

maar ergens ook weer helemaal niet.

Want het water bij Noach was verwoestend,

spoelde alles wat slecht was van de wereld weg.

De doop niet: dat water verwoest je niet,

maar geeft je juist een nieuw leven,

waarin je deelt in de overwinning van Jezus

en je de macht van het kwaad over je leven niet meer erkent.

En eerlijk gezegd vind ik toch dat Paulus dat makkelijker uitlegt dan Petrus,

als Paulus in Romeinen 6 schrijft:

‘we zijn door de doop in Christus’ dood met hem begraven

om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt,

een nieuw leven te leiden.’

 

Petrus noemt dat leven een vraag:

‘de doop is een vraag aan God om een zuiver geweten.’

De doop gaat niet alleen over dat je zonden vergeven worden,

maar markeert ook het begin van een nieuw leven,

dat goede leven, waarin je laat zien wat het is om christen te zijn.

Dat is geen automatisme:

het is niet zo dat als je eenmaal gedoopt bent,

je op een magische manier alleen nog maar goede dingen doet.

Daarom is het een ‘vraag’:

het is steeds weer aan God om dat nieuwe leven vragen,

en weten dat je het niet van jezelf, maar van God moet hebben.

 

Soms is dat leven afzien, soms betekent dat lijden,

maar je leeft wel voor de goede zaak,

je leeft het leven zoals God het heeft uitgedacht,

en wat in the end een veel mooier leven is

dan welk plezier ook maar dat je in deze wereld kunt hebben.

Geloven heeft dus ook niets met streng of zwaar te maken:

het gaat er niet om je allerlei plezier te ontzeggen,

over dat je als christen nooit eens wat mag,

het gaat erom dat je als christen leeft met de overwinning van Jezus,

en daarom geniet van iets veel beters.

 

En of dat werkt?

Niet als je verwacht dat massa’s mensen tot geloof zullen komen

omdat jij zo goed leeft als christen –

al is natuurlijk altijd mooi als dat gebeurt.

Wel als je het voor God doet,

als je het doet omdat je gelooft in de overwinning van Jezus,

en die hoop jouw leven mooier maakt.

 

3.   Hoop voeden

Het komt dus allemaal aan op hoop:

dé reden om dat goede leven vol te houden,

om geen kwaad met kwaad te vergelden,

om met genade met mensen om te gaan,

om niet te vluchten in seks, drank, drugs en geld,

om als christen anders te leven -

dé reden is hoop.

 

Dé manier om niet op te geven,

is dus ook je hoop te blijven voeden.

Petrus zegt dat je altijd bereid moet zijn je hoop te verantwoorden.

Dat is naar buiten toe.

Ik zou zeggen:

doe dat niet alleen naar mensen die kritische vragen hebben over geloven.

Deel je hoop juist ook met elkaar,

om elkaar met hoop te voeden:

wat geeft jou hoop, hoe maakt geloof jou hoopvol?

 

Amen.