‘Laten we blij zijn met elkaar!
Laten we optimistisch zijn!
Laten we zeggen: Nederland kan het weer!
Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek!’
Nee, dat zijn niet mijn woorden, maar van wie zijn ze wel? (…)
Inderdaad, ze van Jan-Peter Balkenende,
nog geen 20 jaar geleden uitgesproken
vanuit zijn toenmalige functie als premier van Nederland.
Balkenende zag in de geschiedenis van de VOC,
de Verenigde Oostindische Compagnie,
een verhaal dat Nederlanders kan inspireren
om de schouders er onder te zetten,
ondernemend te zijn en als klein land groots te zijn,
een verhaal om een nationale identiteit aan te ontlenen.
Ik hoor het jullie denken: dat kan echt niet meer.
Ik heb het hem niet gevraagd,
maar ik vermoed dat Balkenende dat ook zou zeggen.
De VOC heeft Nederland veel rijkdom gebracht,
maar wel over de rug van kwetsbare mensen.
Op de website van het Nederlands Openlucht Museum
las ik dat zij een tentoonstelling hebben over de VOC-mentaliteit.
Ze zeggen er dit over:
‘We leven in een wereld van winst maken,
vraag creëren en de aarde als grabbelton gebruiken.
Oftewel, de VOC-mentaliteit.
Maar wat als het ook anders kan?’
Het verhaal van de VOC,
dat zijn we in 20 jaar veel scherper gaan zien,
is niet alleen het verhaal van een vrije handelsgeest,
van risico durven nemen en van kansen zien –
het is ook een verhaal van onderdrukking en uitbuiting,
van wurgcontracten en een graaicultuur.
De VOC staat voor Nederlands koloniale verleden,
waar we hele bevolkingsgroepen de slavernij in hebben gejaagd.
Het verhaal van de VOC heeft zoveel donkere kanten
dat we dit stukje van de Nederlandse identiteit liever vergeten.
Verhalen en identiteit hebben alles met elkaar te maken –
daarom begin ik over die VOC.
Dat is een van onze nationale verhalen,
maar veel kleiner, in je persoonlijk leven, is het ook zo.
Het clichébeeld is dat als je bij je psycholoog op de sofa ligt,
je altijd terug moet naar de verhalen van je jeugd.
Want de verhalen die jij over je kindertijd hebt,
die hebben jou gemaakt tot wie jij nu bent.
Elke familie heeft ook familieverhalen, die je familie-identiteit bepalen.
Als je bijvoorbeeld uit een familie van ondernemers komt,
is de kans groot dat jij hard werken een belangrijke waarde vind.
Zo hebben we ook nationale verhalen,
die iets zeggen over wie we als Nederlanders zijn,
bijvoorbeeld dat verhaal over de VOC,
maar ook het verhaal van WOII,
en het verhaal van inpoldering en deltawerken.
Het volk van Israël heeft ook zo’n verhaal
dat allesbepalend is voor hun identiteit.
We het gaan het lezen,
en dan op zoek naar hoe dat verhaal
ook ons een identiteit kan geven.
Thema vandaag is: ‘leven in Gods verhaal’.
We lezen: Exodus 12:1-13 en 29-36.
Elk verhaal heeft een voorgeschiedenis, een proloog,
en daarvan hebben we vorige week al een stukje gehad.
Het is het verhaal van een volk in slavernij.
Er zijn wat verhalen van vroeger,
over Abraham, Isaak en Jakob,
en het land dat God hen had beloofd,
maar het zijn verhalen die zijn ingehaald door de realiteit.
Hier, in Egypte, is Israël alle hoop verloren,
zijn er geen verhalen meer om je aan op te laden,
kun je maar beter een Egyptenaar worden.
En daar doen ze ook echt hun best op:
in Jozua 24 wordt gezegd dat ze zelfs de Egyptische goden hebben overgenomen.
Maar het helpt niets:
blijkbaar zijn de Egyptische goden hen niet zo gunstig gezind,
want in de Egyptische samenleving staan ze helemaal onderaan.
En als Mozes dan op het toneel verschijnt
-nadat hij er door God aan zijn haren bij gesleept is,
want Mozes voelt er niets voor zich hier tegenaan te bemoeien-
dan wordt het in eerste instantie alleen nog maar erger.
De Farao is echt niet van plan zijn gratis arbeidskrachten zomaar te laten gaan,
en dwingt een nog hogere productie af:
‘jullie denken dat je kunt klagen? Zet dat maar uit je hoofd!’
Niet voor niets hebben juist slachtoffers van onze VOC-mentaliteit,
van uitbuiting en slavernij,
zich altijd sterk tot de verhalen over Mozes aangetrokken gevoeld.
Geen verhaal is voor hen zo populair als dat van Mozes,
die met zijn slavenvolk ontsnapte.
We hebben er liederen aan te danken als
Go down, Moses, way down in Egypt’s land; tell old Pharao: to let my people go.
Maar het verhaal van Mozes
is niet alleen een verhaal voor wie tot slaaf gemaakt is.
Als jij je wel eens slaaf voelt van je werk, van je agenda,
van verwachtingen die anderen van je hebben,
van het beeld dat jij over jezelf moet neerzetten –
dan is dit ook een verhaal voor jou.
Want je leeft altijd in een verhaal,
en vaak zijn dat de verhalen die de samenleving vertelt,
de verhalen van films en series,
de mooi gefilterde verhalen van social media.
Van die verhalen krijg je dagelijks een flinke portie binnen,
verhalen over succes en geluk,
wat jij ook zou moeten hebben als jij er net zo hard voor werkt.
Maar God nodigt je uit om in zijn verhaal te stappen!
Want dat is het verhaal van vandaag,
over de uittocht uit Egypte en het feest van Pesach.
Het is niet zomaar een stukje geschiedenis van Israël,
maar een uitnodiging om ook zelf in dit alternatieve verhaal te leven.
Daarom die eigenlijk best wel merkwaardige volgorde
waarin het hele verhaal verteld wordt.
Het grotere plaatje is dat Egypte getroffen is door 9 rampen,
door God op Egypte afgestuurd
om de Farao, die in Egypte een goddelijke status heeft,
op de knieën te krijgen zodat hij Mozes en zijn volk laat gaan.
De spanning in het verhaal loopt steeds verder op,
naar de climax, de 10e ramp die Egypte zal treffen,
en wordt dan opeens onderbroken voor een blokje instructie
over een feest dat gevierd moet worden,
nog voor die bevrijding een feit is.
Alsof op 1 mei 1945 al een draaiboek zou worden opgesteld
over hoe Bevrijdingsdag gevierd moet worden.
Dit bevrijdingsfeest, het Pesachfeest,
moet elk jaar weer gevierd worden.
Sterker nog: de hele jaartelling moet erop worden aangepast.
En elke keer als het gevierd wordt,
gaat het niet over wat God vroeger voor anderen heeft gedaan:
dan wordt het verhaal van de bevrijding
ook het verhaal van alle deelnemers aan het feest –
dan leren ze zichzelf te zien als bevrijde mensen.
Dat verhaal van bevrijding is hét verhaal van Israël,
dit verhaal is voortaan de nationale identiteit,
en de bijbel zit dan ook vol verwijzingen naar dit verhaal.
Bijvoorbeeld in Psalm 105 die we zongen,
maar dat is maar een van de vele voorbeelden.
Wat de opstanding van Jezus is voor het Nieuwe Testament,
dat is de uittocht uit Egypte voor het Oude:
het is hét verhaal over wie wij zijn voor God,
waarin God ons uitnodigt in zijn vrijheid te stappen,
om het als je diepste identiteit te omarmen
dat God je heeft bevrijd.
En vrijheid, wie wil dat nu niet?
Toch is dat verhaal van God
niet het makkelijkste verhaal om in te leven.
Het is geen verhaal van snel succes en instant-geluk.
Leven in Gods verhaal is een sprong in het diepe.
Israël ís nog niets eens bevrijd,
morgen verwacht de Farao hen gewoon weer op hun plek,
maar ze moeten het feest van de bevrijding al vieren:
daar is best wel wat geloof voor nodig.
En ook ná de bevrijding is het een lang en moeilijk verhaal.
Het is niet zo dat als de Israëlieten uit Egypte mogen vertrekken,
dat er dan al een trein op het station van Caïro voor ze klaarstaat,
en dat ze 3 uur later arriveren in een nieuw land
waar ze vrij zijn en voortaan alles goed gaat.
Nee, eerst moeten ze nog 40 jaar door de woestijn lopen,
en eenmaal aangekomen zetten ze hun vrijheid regelmatig op het spel.
Als je christen bent,
als je wilt leven in het verhaal van Jezus,
dan is dat ook niet een snel en makkelijk verhaal.
Alsof wanneer je eenmaal christen bent,
de weg alleen nog maar omhoog gaat,
en je een voorspoedig en makkelijk leven zult hebben.
Bovendien is dit een verhaal
waarin je ook kritisch moet zijn op jezelf.
Wij houden van verhalen waarin je bevestigd wordt in jezelf –
daarom vinden we verhalen over de VOC en slavernij,
waarin ‘wij Nederlanders’ aan de verkeerde kant stonden,
ingewikkeld om te horen.
Het verhaal van God is ook zo’n ingewikkeld verhaal.
Aan de ene kant worden de Israëlieten bevrijd van hun omstandigheden.
Maar er zit ook iets in van dat ze zelf óók niet onschuldig zijn.
Als ze niet dat bloed van een lammetje aan hun deurpost smeren,
worden ze net zo hard gestraft als Egypte.
Uiteindelijk zijn ze geen betere mensen – net als christenen.
In het verhaal van Jezus
ontdek je dat jij niets beter bent dan andere mensen,
dat je zo vaak liefdeloos en egoïstisch bent.
Dat is niet echt een comfortabel verhaal om in te leven.
Dus waarom zou je willen leven in dat verhaal van God?
Ik zou zeggen: omdat het een eerlijk verhaal is.
Het is niet het verhaal van een makkelijke weg naar succes,
niet een verhaal waarin je jezelf idealiseert –
maar het is wel het verhaal van échte, kostbare vrijheid.
Van geen slaaf meer zijn van een wereld waarin het nooit genoeg is.
Leven in het verhaal van God
is dus wel echt een keuze die je moet maken,
het is niet iets dat vanzelf gaat.
Als je jezelf niet steeds weer herinnert aan dit verhaal,
ben je het ook heel snel weer kwijt.
Want andere verhalen worden automatisch wel gevoed –
elke film, elke serie, elk boek, elke post op social media,
álles vertelt een verhaal –
en vaak zijn die verhalen makkelijker dan het verhaal van God.
God weet dat.
God weet dat we zijn verhaal zomaar weer vergeten,
en helemaal opgaan in het leven en de verhalen
die van alle kanten op ons afkomen.
God weet hoe snel we onszelf weer slaaf maken.
En daarom geeft hij, nog vóór hij zijn volk bevrijd,
al de opdracht om jaarlijks feest te vieren:
zodat je er elk jaar weer aan herinnerd wordt
dat je mag leven in het verhaal van God.
Daarom is het mooi dat we in de kerk ook feesten hebben,
waarin we onszelf weer herinneren
aan alles wat God gedaan heeft.
En de maaltijd van Jezus, die we vandaag vieren,
is ook zo’n mooie herinnering.
Niet voor niets geeft Jezus de opdracht die maaltijd te vieren
tijdens een viering van dat Pesachfeest.
Het verhaal dat bepaalde wie Israël was,
het verhaal van de bevrijding,
gaat verder met het verhaal van Jezus.
En elke keer als we hier in de kerk die maaltijd vieren,
wordt je er weer even bij stilgezet:
ik ben geen slaaf – ik mag leven in het verhaal van God!
In welk verhaal leef jij?
Vandaag kun je weer kiezen.
Zoals de Israëlieten een keuze moesten maken,
door het bloed van een lammetje aan hun deurpost te smeren,
en daarmee te kennen gaven:
‘ik wil leven in het verhaal van de God die bevrijdt’,
zo kun jij vandaag ook weer die keuze maken,
door mee te doen met de maaltijd van Jezus.
Daarmee zeg je in feite:
‘God, ik wil in uw verhaal leven, ik wil de vrijheid die u geeft omarmen.
De verhalen die deze wereld vertelt trekken aan mij,
en dan denk ik dat ik het zelf wel kan, dat ik u helemaal niet nodig heb,
maar ik maak mijzelf slaaf van een wereld waarin het nooit genoeg is.
In die verhalen wil ik niet leven.
Ik ben anders, ik ben van u – dat is wie ik ben.’
Stap jij mee in Gods verhaal?
Amen.
‘Laten we blij zijn met elkaar!
Laten we optimistisch zijn!
Laten we zeggen: Nederland kan het weer!
Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek!’
Nee, dat zijn niet mijn woorden, maar van wie zijn ze wel? (…)
Inderdaad, ze van Jan-Peter Balkenende,
nog geen 20 jaar geleden uitgesproken
vanuit zijn toenmalige functie als premier van Nederland.
Balkenende zag in de geschiedenis van de VOC,
de Verenigde Oostindische Compagnie,
een verhaal dat Nederlanders kan inspireren
om de schouders er onder te zetten,
ondernemend te zijn en als klein land groots te zijn,
een verhaal om een nationale identiteit aan te ontlenen.
Ik hoor het jullie denken: dat kan echt niet meer.
Ik heb het hem niet gevraagd,
maar ik vermoed dat Balkenende dat ook zou zeggen.
De VOC heeft Nederland veel rijkdom gebracht,
maar wel over de rug van kwetsbare mensen.
Op de website van het Nederlands Openlucht Museum
las ik dat zij een tentoonstelling hebben over de VOC-mentaliteit.
Ze zeggen er dit over:
‘We leven in een wereld van winst maken,
vraag creëren en de aarde als grabbelton gebruiken.
Oftewel, de VOC-mentaliteit.
Maar wat als het ook anders kan?’
Het verhaal van de VOC,
dat zijn we in 20 jaar veel scherper gaan zien,
is niet alleen het verhaal van een vrije handelsgeest,
van risico durven nemen en van kansen zien –
het is ook een verhaal van onderdrukking en uitbuiting,
van wurgcontracten en een graaicultuur.
De VOC staat voor Nederlands koloniale verleden,
waar we hele bevolkingsgroepen de slavernij in hebben gejaagd.
Het verhaal van de VOC heeft zoveel donkere kanten
dat we dit stukje van de Nederlandse identiteit liever vergeten.
Verhalen en identiteit hebben alles met elkaar te maken –
daarom begin ik over die VOC.
Dat is een van onze nationale verhalen,
maar veel kleiner, in je persoonlijk leven, is het ook zo.
Het clichébeeld is dat als je bij je psycholoog op de sofa ligt,
je altijd terug moet naar de verhalen van je jeugd.
Want de verhalen die jij over je kindertijd hebt,
die hebben jou gemaakt tot wie jij nu bent.
Elke familie heeft ook familieverhalen, die je familie-identiteit bepalen.
Als je bijvoorbeeld uit een familie van ondernemers komt,
is de kans groot dat jij hard werken een belangrijke waarde vind.
Zo hebben we ook nationale verhalen,
die iets zeggen over wie we als Nederlanders zijn,
bijvoorbeeld dat verhaal over de VOC,
maar ook het verhaal van WOII,
en het verhaal van inpoldering en deltawerken.
Het volk van Israël heeft ook zo’n verhaal
dat allesbepalend is voor hun identiteit.
We het gaan het lezen,
en dan op zoek naar hoe dat verhaal
ook ons een identiteit kan geven.
Thema vandaag is: ‘leven in Gods verhaal’.
We lezen: Exodus 12:1-13 en 29-36.
Elk verhaal heeft een voorgeschiedenis, een proloog,
en daarvan hebben we vorige week al een stukje gehad.
Het is het verhaal van een volk in slavernij.
Er zijn wat verhalen van vroeger,
over Abraham, Isaak en Jakob,
en het land dat God hen had beloofd,
maar het zijn verhalen die zijn ingehaald door de realiteit.
Hier, in Egypte, is Israël alle hoop verloren,
zijn er geen verhalen meer om je aan op te laden,
kun je maar beter een Egyptenaar worden.
En daar doen ze ook echt hun best op:
in Jozua 24 wordt gezegd dat ze zelfs de Egyptische goden hebben overgenomen.
Maar het helpt niets:
blijkbaar zijn de Egyptische goden hen niet zo gunstig gezind,
want in de Egyptische samenleving staan ze helemaal onderaan.
En als Mozes dan op het toneel verschijnt
-nadat hij er door God aan zijn haren bij gesleept is,
want Mozes voelt er niets voor zich hier tegenaan te bemoeien-
dan wordt het in eerste instantie alleen nog maar erger.
De Farao is echt niet van plan zijn gratis arbeidskrachten zomaar te laten gaan,
en dwingt een nog hogere productie af:
‘jullie denken dat je kunt klagen? Zet dat maar uit je hoofd!’
Niet voor niets hebben juist slachtoffers van onze VOC-mentaliteit,
van uitbuiting en slavernij,
zich altijd sterk tot de verhalen over Mozes aangetrokken gevoeld.
Geen verhaal is voor hen zo populair als dat van Mozes,
die met zijn slavenvolk ontsnapte.
We hebben er liederen aan te danken als
Go down, Moses, way down in Egypt’s land; tell old Pharao: to let my people go.
Maar het verhaal van Mozes
is niet alleen een verhaal voor wie tot slaaf gemaakt is.
Als jij je wel eens slaaf voelt van je werk, van je agenda,
van verwachtingen die anderen van je hebben,
van het beeld dat jij over jezelf moet neerzetten –
dan is dit ook een verhaal voor jou.
Want je leeft altijd in een verhaal,
en vaak zijn dat de verhalen die de samenleving vertelt,
de verhalen van films en series,
de mooi gefilterde verhalen van social media.
Van die verhalen krijg je dagelijks een flinke portie binnen,
verhalen over succes en geluk,
wat jij ook zou moeten hebben als jij er net zo hard voor werkt.
Maar God nodigt je uit om in zijn verhaal te stappen!
Want dat is het verhaal van vandaag,
over de uittocht uit Egypte en het feest van Pesach.
Het is niet zomaar een stukje geschiedenis van Israël,
maar een uitnodiging om ook zelf in dit alternatieve verhaal te leven.
Daarom die eigenlijk best wel merkwaardige volgorde
waarin het hele verhaal verteld wordt.
Het grotere plaatje is dat Egypte getroffen is door 9 rampen,
door God op Egypte afgestuurd
om de Farao, die in Egypte een goddelijke status heeft,
op de knieën te krijgen zodat hij Mozes en zijn volk laat gaan.
De spanning in het verhaal loopt steeds verder op,
naar de climax, de 10e ramp die Egypte zal treffen,
en wordt dan opeens onderbroken voor een blokje instructie
over een feest dat gevierd moet worden,
nog voor die bevrijding een feit is.
Alsof op 1 mei 1945 al een draaiboek zou worden opgesteld
over hoe Bevrijdingsdag gevierd moet worden.
Dit bevrijdingsfeest, het Pesachfeest,
moet elk jaar weer gevierd worden.
Sterker nog: de hele jaartelling moet erop worden aangepast.
En elke keer als het gevierd wordt,
gaat het niet over wat God vroeger voor anderen heeft gedaan:
dan wordt het verhaal van de bevrijding
ook het verhaal van alle deelnemers aan het feest –
dan leren ze zichzelf te zien als bevrijde mensen.
Dat verhaal van bevrijding is hét verhaal van Israël,
dit verhaal is voortaan de nationale identiteit,
en de bijbel zit dan ook vol verwijzingen naar dit verhaal.
Bijvoorbeeld in Psalm 105 die we zongen,
maar dat is maar een van de vele voorbeelden.
Wat de opstanding van Jezus is voor het Nieuwe Testament,
dat is de uittocht uit Egypte voor het Oude:
het is hét verhaal over wie wij zijn voor God,
waarin God ons uitnodigt in zijn vrijheid te stappen,
om het als je diepste identiteit te omarmen
dat God je heeft bevrijd.
En vrijheid, wie wil dat nu niet?
Toch is dat verhaal van God
niet het makkelijkste verhaal om in te leven.
Het is geen verhaal van snel succes en instant-geluk.
Leven in Gods verhaal is een sprong in het diepe.
Israël ís nog niets eens bevrijd,
morgen verwacht de Farao hen gewoon weer op hun plek,
maar ze moeten het feest van de bevrijding al vieren:
daar is best wel wat geloof voor nodig.
En ook ná de bevrijding is het een lang en moeilijk verhaal.
Het is niet zo dat als de Israëlieten uit Egypte mogen vertrekken,
dat er dan al een trein op het station van Caïro voor ze klaarstaat,
en dat ze 3 uur later arriveren in een nieuw land
waar ze vrij zijn en voortaan alles goed gaat.
Nee, eerst moeten ze nog 40 jaar door de woestijn lopen,
en eenmaal aangekomen zetten ze hun vrijheid regelmatig op het spel.
Als je christen bent,
als je wilt leven in het verhaal van Jezus,
dan is dat ook niet een snel en makkelijk verhaal.
Alsof wanneer je eenmaal christen bent,
de weg alleen nog maar omhoog gaat,
en je een voorspoedig en makkelijk leven zult hebben.
Bovendien is dit een verhaal
waarin je ook kritisch moet zijn op jezelf.
Wij houden van verhalen waarin je bevestigd wordt in jezelf –
daarom vinden we verhalen over de VOC en slavernij,
waarin ‘wij Nederlanders’ aan de verkeerde kant stonden,
ingewikkeld om te horen.
Het verhaal van God is ook zo’n ingewikkeld verhaal.
Aan de ene kant worden de Israëlieten bevrijd van hun omstandigheden.
Maar er zit ook iets in van dat ze zelf óók niet onschuldig zijn.
Als ze niet dat bloed van een lammetje aan hun deurpost smeren,
worden ze net zo hard gestraft als Egypte.
Uiteindelijk zijn ze geen betere mensen – net als christenen.
In het verhaal van Jezus
ontdek je dat jij niets beter bent dan andere mensen,
dat je zo vaak liefdeloos en egoïstisch bent.
Dat is niet echt een comfortabel verhaal om in te leven.
Dus waarom zou je willen leven in dat verhaal van God?
Ik zou zeggen: omdat het een eerlijk verhaal is.
Het is niet het verhaal van een makkelijke weg naar succes,
niet een verhaal waarin je jezelf idealiseert –
maar het is wel het verhaal van échte, kostbare vrijheid.
Van geen slaaf meer zijn van een wereld waarin het nooit genoeg is.
Leven in het verhaal van God
is dus wel echt een keuze die je moet maken,
het is niet iets dat vanzelf gaat.
Als je jezelf niet steeds weer herinnert aan dit verhaal,
ben je het ook heel snel weer kwijt.
Want andere verhalen worden automatisch wel gevoed –
elke film, elke serie, elk boek, elke post op social media,
álles vertelt een verhaal –
en vaak zijn die verhalen makkelijker dan het verhaal van God.
God weet dat.
God weet dat we zijn verhaal zomaar weer vergeten,
en helemaal opgaan in het leven en de verhalen
die van alle kanten op ons afkomen.
God weet hoe snel we onszelf weer slaaf maken.
En daarom geeft hij, nog vóór hij zijn volk bevrijd,
al de opdracht om jaarlijks feest te vieren:
zodat je er elk jaar weer aan herinnerd wordt
dat je mag leven in het verhaal van God.
Daarom is het mooi dat we in de kerk ook feesten hebben,
waarin we onszelf weer herinneren
aan alles wat God gedaan heeft.
En de maaltijd van Jezus, die we vandaag vieren,
is ook zo’n mooie herinnering.
Niet voor niets geeft Jezus de opdracht die maaltijd te vieren
tijdens een viering van dat Pesachfeest.
Het verhaal dat bepaalde wie Israël was,
het verhaal van de bevrijding,
gaat verder met het verhaal van Jezus.
En elke keer als we hier in de kerk die maaltijd vieren,
wordt je er weer even bij stilgezet:
ik ben geen slaaf – ik mag leven in het verhaal van God!
In welk verhaal leef jij?
Vandaag kun je weer kiezen.
Zoals de Israëlieten een keuze moesten maken,
door het bloed van een lammetje aan hun deurpost te smeren,
en daarmee te kennen gaven:
‘ik wil leven in het verhaal van de God die bevrijdt’,
zo kun jij vandaag ook weer die keuze maken,
door mee te doen met de maaltijd van Jezus.
Daarmee zeg je in feite:
‘God, ik wil in uw verhaal leven, ik wil de vrijheid die u geeft omarmen.
De verhalen die deze wereld vertelt trekken aan mij,
en dan denk ik dat ik het zelf wel kan, dat ik u helemaal niet nodig heb,
maar ik maak mijzelf slaaf van een wereld waarin het nooit genoeg is.
In die verhalen wil ik niet leven.
Ik ben anders, ik ben van u – dat is wie ik ben.’
Stap jij mee in Gods verhaal?
Amen.