De Engelsen hebben een gezegde,
en ik kan er geen Nederlands alternatief voor bedenken,
en het is: old habits die hard – oude gewoonten sterven moeilijk.
Het enige wat ik kon vinden,
maar ik had nog nooit eerder van die uitdrukking gehoord,
is: ‘oude schoenen werpt men uit, maar oude gewoonten niet.’
Old habits die hard.
Klinkt best fatalistisch, alsof je toch nooit zult veranderen.
Maar ik vermoed dat jullie allemaal wel zo’n gewoonte hebben
waar je van af probeert te komen,
maar die gewoon onuitroeibaar blijkt te zijn.
Zo drink ik bijvoorbeeld elke avond 2 glazen cola,
wat uit het oogpunt van mijn gezondheid natuurlijk niet zo’n goed idee is.
Laat ik het zo zeggen: langzamerhand krijgt Hanneke er wat kilo’s man bij.
Hanneke drinkt al jaren geen sap en frisdrank meer,
maar ik krijg het gewoon niet voor elkaar.
Ik heb het wel eens geprobeerd in een 40-dagen-tijd,
elke avond water in plaats van cola.
Ik heb nog nooit zo reikhalzend uitgekeken naar Pasen,
want toen mocht ik weer cola drinken.
Old habits die hard.
Wat val je gemakkelijk terug in oude gewoonten,
en dat is precies waar het volk Israël, dat net ontsnapt is uit Egypte,
last van heeft.
Ze zijn bevrijd uit Egypte, maar Egypte zit nog diep in hen,
en zullen ze daar ooit aan ontsnappen?
Thema vandaag is ‘geen weg terug’.
Laten we lezen: Exodus 13:17-14:31.
Eindelijk zijn ze vrij.
Eindelijk verlost van die wrede Farao
voor wie ze zo bang waren dat ze zich niet durfden te verzetten.
De Farao had door de jaren heen hun wil gebroken,
elke gedachte aan vrijheid systematisch uitgebannen,
maar eindelijk zijn ze vrij.
Het is nog wel wennen,
niet steeds over je schouder hoeven kijken
of er niet toevallig een Egyptische slavendrijver in de buurt is
die controleert of je wel hard genoeg werkt,
en je anders met zijn zweep overtuigt dat je er nog maar een tandje bij moet zetten.
Niet dat ze nu geen fysieke inspanning meer hoeven te verrichten,
lopen door de woestijnhitte vraagt ook veel van je,
om het nog maar niet te hebben over het tentenkamp
dat aan het einde van elke etappe niet vanzelf staat,
het was geen glamping waar al een luxe ingerichte tent voor je klaarstaat
als je op de camping arriveert.
Maar toch: ze zijn vrij!
En je ziet het aan ze:
ze durven weer rechtop te lopen,
hun ogen glimmen weer,
er wordt hardop gelachen – ze zijn niet langer bang.
In vers 8 staat het zo: ‘ze waren onbevreesd vertrokken.’
Geen volk van slaven meer die altijd op hun hoede moesten zijn,
maar een volk van trotse, zelfbewuste, vrije mensen.
Wat een heerlijk gevoel is dat: dat je eindelijk vrij bent.
Eindelijk verlost van die baan of die opleiding
waar je je nooit echt thuis hebt gevoeld.
Eindelijk uit dat huis waar je je gevangen voelde.
Eindelijk vrij van een slechte gewoonte of verslaving.
En voor christenen hoort dat gevoel ook bij geloven:
het moment dat je voor het eerst de conclusie trekt dat Jezus van je houdt,
en jij van hem,
het moment dat je je laat dopen,
of belijdenis van je geloof doet als je als kind al gedoopt bent,
wat een heerlijk, bevrijd, gevoel geeft dat!
Maar kun je dat gevoel vasthouden,
en niet alleen dat gevoel: kun je die vrijheid vasthouden,
ook als het na die bevrijding, en na de eerste euforie,
toch moeilijker blijkt te zijn dan je had verwacht.
Old habits die hard.
Je kunt de slaaf wel uit Egypte halen,
maar daarmee is Egypte nog niet uit de slaaf.
De huidige generatie Israëlieten is geboren als slaaf,
is opgegroeid met een diepe angst,
heeft allerlei patronen ontwikkeld, en overlevingsstrategieën –
dat heeft zich door generaties heen opgebouwd,
en is er echt niet zomaar uit!
En God beseft dat.
‘Ze zouden wel eens spijt kunnen krijgen,
en teruggaan naar Egypte.’
Dat klinkt eerst best absurd:
waarom zou je de vrijheid weer inleveren
voor een leven dat bepaald wordt door angst?
Maar verkijk je niet: vrijheid is niet makkelijk.
Ja, zolang alles op rolletjes loopt,
zolang vrijheid een makkelijke weg is,
gaan ze echt niet terug naar Egypte.
Maar vrijheid is geen makkelijke weg –
het is een totaal onbekende weg
met heel verschillende vijanden die je tegenkomt:
van volken die je niet gunstig gezind zijn
tot de barre leefomstandigheden in een woestijn.
Farao zit nog in het hart van het vrije volk,
het leven in Egypte is het leven dat ze kennen,
en het mag dan geen aangenaam leven zijn,
maar je weet tenminste wel waar je aan toe bent.
En ja hoor, God had gelijk.
Zodra de Israëlieten merken dat ze worden achtervolgd,
is er van hun nieuwe trotse onbevreesdheid niets meer over.
Ze laten hun schouders weer hangen,
hun ogen verdoffen, er is geen lach meer te horen.
‘Waarom hebt u ons uit Egypte weggehaald?
Laat ons maar als slaven voor de Egyptenaren werken,’
werpen ze Mozes voor de voeten.
Als Farao weer in beeld verschijnt,
komen alle oude patronen weer terug.
Vrijheid is niet makkelijk.
Je hoeft maar één tegenslag te hebben,
of je vervalt weer in oude patronen,
waarvan je zo blij was dat je er vanaf was.
Je was zo blij met Jezus,
maar steeds vaker zie je geloven als een last,
en verlang je terug naar een leven
waar je gewoon lekker je eigen gang kon gaan.
Slavernij kan zich heel aantrekkelijk presenteren,
zéker wanneer de vrijheid moeilijk wordt.
God weet dat, en anticipeert daarop.
Hij wil zijn volk niet alleen uit Egypte halen,
maar Egypte ook uit zijn volk.
Daarom laat God hen niet de snelste weg nemen,
maar kiest hij een route waar geen touw aan vast te knopen is.
Iedereen die de beschikking had gehad over Google Maps
zou te horen hebben gekregen ‘keer om waar mogelijk’.
Over Google Maps gesproken:
de plaatsen die worden genoemd, staan daar niet op –
het is onbekend hoe de route precies ging en waar de Rietzee ligt.
Maar zo belangrijk is dat ook niet.
Het punt is dat God zelf ze in de fuik laat lopen,
met voor hen de zee, aan beide zijkanten onbegaanbare bergen
en achter hen de elitetroepen van Egypte,
uitgerust met de modernste wapens.
De strijdwagens zijn de tanks van toen:
als zo’n gevaarte op je af komt rollen, kun je geen kant meer op.
Ze zijn in de val gelopen – denken ze.
De Egyptenaren denken dat ook.
Ze wisten dat dat slavenvolkje geen partij voor hen zou zijn,
maar dat het zo makkelijk zou gaan,
dat is toch een mooie meevaller.
Wat ze níet beseffen,
is dat niet de Israëlieten, maar zij zelf in de val lopen.
Want de Israëlieten zitten niet vast.
God maakt een weg waar geen weg lijkt te zijn –
dat gaan we straks ook nog zingen.
Dwars door de opgedroogde zee ontsnappen de Israëlieten.
De Egyptenaren gaan erachteraan,
en, we hebben het gelezen, vinden daar hun Waterloo.
Wat God hiermee doet,
is die weg terug de slavernij in,
waar ze op een bepaalde manier naar verlangen, afsluiten:
er is geen weg meer terug.
De zee heeft zich achter hen gesloten,
daarmee is de terugweg geblokkeerd.
Bovendien heeft God de angst voor de Farao,
die zo diep in het hart van het volk zat,
voor eens en altijd geëlimineerd:
met God die met ons is, want dat is zijn naam,
is er geen Farao of macht meer om bang voor te zijn.
Al vrij snel na het leven van Jezus
is dit bijbelverhaal gekoppeld aan Pasen en de doop.
Want ook Pasen is God die een weg maakt waar geen weg is:
de dood is niet langer een doodlopende weg,
maar een doorgaande route naar het nieuwe leven.
En de doop is het symbool
van dat dit niet alleen voor Jezus geldt,
maar voor iedereen die bij hem hoort.
In Romeinen 6 zegt Paulus:
‘we zijn door de doop in Jezus’ dood met hem begraven
om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt,
een nieuw leven te leiden.’
Wat de Rietzee is voor de Israëlieten, dat is de doop voor christenen:
God maakt een weg waar geen weg is,
en achter die overwinning van Jezus is geen weg terug –
de macht van de dood is door Jezus gebroken:
er is geen macht meer om bang voor te zijn.
Dat betekent niet dat als je eenmaal die macht van Jezus hebt ontdekt,
dat als je gedoopt bent of belijdenis hebt gedaan,
de rest wel vanzelf gaat.
Achter de overwinning van Jezus is geen weg terug,
maar je kunt wel degelijk terugvallen in je oude leven.
Er blijven machten aan je trekken,
en er zullen momenten blijven dat de weg van Jezus moeilijk is,
en je misschien wel toegeeft aan die machten.
De weg naar vrijheid is een lánge weg –
ook als de overwinning en vrijheid een feit is,
blijven oude, donkere patronen trekken.
Bij Israël is dat niet anders.
Na de Rietzee blijkt Egypte echt nog niet uit hun hart te zijn.
In het eerstvolgende verhaal dat Exodus vertelt,
verlangen de Israëlieten alweer terug naar Egypte.
Old habits die hard:
de weg naar innerlijke vrijheid is een lange weg.
Maar op die weg zetten ze wel degelijk een stapje.
Ze zijn er nog lang niet,
maar voor nu eindigt het verhaal wel met:
‘ze kregen ontzag voor de Heer.’
En dat is een enorme stap,
want hiervoor hadden ze alleen ontzag voor de Farao.
Eindelijk kunnen ze dat achter zich laten.
En al blijft de weg naar vrijheid lang,
ze hebben wel iets geleerd van wie God is,
en dat ze daarom niet achterom hoeven te kijken,
terug naar de patronen van het slavenleven,
maar vooruit mogen kijken, naar het beloofde land.
En langzaam zet die vrijheid zich in hun hart,
Misschien heb je ook zo’n situatie,
dat je de weg die God met jou gaat, of met ons als kerk gaat,
best wel moeilijk vind, en dat je eigenlijk wel terug zou willen.
Terug in slechte gewoonten, terug in een leven zonder Jezus,
of, als Menorah, terug naar het Pascal College.
Nu zou ik de tijd die we als Menorah daar hebben doorgebracht
zeker niet willen vergelijken met slavernij in Egypte,
maar het is wel iets vertrouwds,
waar je zomaar op teruggrijpt als samenwerken soms ook moeilijk is.
Het is niet gek naar Egypte te verlangen,
niet gek als je de weg die God gaat moeilijk vindt
– God geeft daar volop erkenning voor.
Maar hij wil je ook helpen vooruit te kijken.
Hij heeft je verlost uit de duisternis,
Jezus heeft de beslissende overwinning al gehaald,
en daarachter is geen weg terug.
Maar is die duisternis ook uit jou?
Dat is een lange weg, maar wat op die weg enorm helpt
is als je iets van dat ontzag voor God krijgt,
dat besef dat God groter is
dan die machten uit het verleden die blijven trekken.
Wat je concreet zou kunnen doen,
en nu wordt ik misschien heel ouderwets,
is bijbelteksten uit je hoofd leren –
of, alweer, zoals de Engelsen zeggen: by heart.
Teksten die je jezelf kunt voorhouden
als je weer aangetrokken wordt door oude patronen.
Dat kan je helpen iets van vrijheid in je hart te krijgen.
Bijvoorbeeld het slot van Romeinen 8.
Ik heb die tekst voor jullie afgedrukt,
je krijgt hem straks allemaal mee,
met de uitdaging: leer hem uit je hoofd!
‘Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk
dankzij hem die ons zijn liefde heeft bewezen.
Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven,
engelen noch machten noch krachten,
heden noch toekomst, hoogte noch diepte,
of wat er ook maar in de schepping is,
ons zal kunnen scheiden van de liefde van God,
die hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer.’
Amen.
De Engelsen hebben een gezegde,
en ik kan er geen Nederlands alternatief voor bedenken,
en het is: old habits die hard – oude gewoonten sterven moeilijk.
Het enige wat ik kon vinden,
maar ik had nog nooit eerder van die uitdrukking gehoord,
is: ‘oude schoenen werpt men uit, maar oude gewoonten niet.’
Old habits die hard.
Klinkt best fatalistisch, alsof je toch nooit zult veranderen.
Maar ik vermoed dat jullie allemaal wel zo’n gewoonte hebben
waar je van af probeert te komen,
maar die gewoon onuitroeibaar blijkt te zijn.
Zo drink ik bijvoorbeeld elke avond 2 glazen cola,
wat uit het oogpunt van mijn gezondheid natuurlijk niet zo’n goed idee is.
Laat ik het zo zeggen: langzamerhand krijgt Hanneke er wat kilo’s man bij.
Hanneke drinkt al jaren geen sap en frisdrank meer,
maar ik krijg het gewoon niet voor elkaar.
Ik heb het wel eens geprobeerd in een 40-dagen-tijd,
elke avond water in plaats van cola.
Ik heb nog nooit zo reikhalzend uitgekeken naar Pasen,
want toen mocht ik weer cola drinken.
Old habits die hard.
Wat val je gemakkelijk terug in oude gewoonten,
en dat is precies waar het volk Israël, dat net ontsnapt is uit Egypte,
last van heeft.
Ze zijn bevrijd uit Egypte, maar Egypte zit nog diep in hen,
en zullen ze daar ooit aan ontsnappen?
Thema vandaag is ‘geen weg terug’.
Laten we lezen: Exodus 13:17-14:31.
Eindelijk zijn ze vrij.
Eindelijk verlost van die wrede Farao
voor wie ze zo bang waren dat ze zich niet durfden te verzetten.
De Farao had door de jaren heen hun wil gebroken,
elke gedachte aan vrijheid systematisch uitgebannen,
maar eindelijk zijn ze vrij.
Het is nog wel wennen,
niet steeds over je schouder hoeven kijken
of er niet toevallig een Egyptische slavendrijver in de buurt is
die controleert of je wel hard genoeg werkt,
en je anders met zijn zweep overtuigt dat je er nog maar een tandje bij moet zetten.
Niet dat ze nu geen fysieke inspanning meer hoeven te verrichten,
lopen door de woestijnhitte vraagt ook veel van je,
om het nog maar niet te hebben over het tentenkamp
dat aan het einde van elke etappe niet vanzelf staat,
het was geen glamping waar al een luxe ingerichte tent voor je klaarstaat
als je op de camping arriveert.
Maar toch: ze zijn vrij!
En je ziet het aan ze:
ze durven weer rechtop te lopen,
hun ogen glimmen weer,
er wordt hardop gelachen – ze zijn niet langer bang.
In vers 8 staat het zo: ‘ze waren onbevreesd vertrokken.’
Geen volk van slaven meer die altijd op hun hoede moesten zijn,
maar een volk van trotse, zelfbewuste, vrije mensen.
Wat een heerlijk gevoel is dat: dat je eindelijk vrij bent.
Eindelijk verlost van die baan of die opleiding
waar je je nooit echt thuis hebt gevoeld.
Eindelijk uit dat huis waar je je gevangen voelde.
Eindelijk vrij van een slechte gewoonte of verslaving.
En voor christenen hoort dat gevoel ook bij geloven:
het moment dat je voor het eerst de conclusie trekt dat Jezus van je houdt,
en jij van hem,
het moment dat je je laat dopen,
of belijdenis van je geloof doet als je als kind al gedoopt bent,
wat een heerlijk, bevrijd, gevoel geeft dat!
Maar kun je dat gevoel vasthouden,
en niet alleen dat gevoel: kun je die vrijheid vasthouden,
ook als het na die bevrijding, en na de eerste euforie,
toch moeilijker blijkt te zijn dan je had verwacht.
Old habits die hard.
Je kunt de slaaf wel uit Egypte halen,
maar daarmee is Egypte nog niet uit de slaaf.
De huidige generatie Israëlieten is geboren als slaaf,
is opgegroeid met een diepe angst,
heeft allerlei patronen ontwikkeld, en overlevingsstrategieën –
dat heeft zich door generaties heen opgebouwd,
en is er echt niet zomaar uit!
En God beseft dat.
‘Ze zouden wel eens spijt kunnen krijgen,
en teruggaan naar Egypte.’
Dat klinkt eerst best absurd:
waarom zou je de vrijheid weer inleveren
voor een leven dat bepaald wordt door angst?
Maar verkijk je niet: vrijheid is niet makkelijk.
Ja, zolang alles op rolletjes loopt,
zolang vrijheid een makkelijke weg is,
gaan ze echt niet terug naar Egypte.
Maar vrijheid is geen makkelijke weg –
het is een totaal onbekende weg
met heel verschillende vijanden die je tegenkomt:
van volken die je niet gunstig gezind zijn
tot de barre leefomstandigheden in een woestijn.
Farao zit nog in het hart van het vrije volk,
het leven in Egypte is het leven dat ze kennen,
en het mag dan geen aangenaam leven zijn,
maar je weet tenminste wel waar je aan toe bent.
En ja hoor, God had gelijk.
Zodra de Israëlieten merken dat ze worden achtervolgd,
is er van hun nieuwe trotse onbevreesdheid niets meer over.
Ze laten hun schouders weer hangen,
hun ogen verdoffen, er is geen lach meer te horen.
‘Waarom hebt u ons uit Egypte weggehaald?
Laat ons maar als slaven voor de Egyptenaren werken,’
werpen ze Mozes voor de voeten.
Als Farao weer in beeld verschijnt,
komen alle oude patronen weer terug.
Vrijheid is niet makkelijk.
Je hoeft maar één tegenslag te hebben,
of je vervalt weer in oude patronen,
waarvan je zo blij was dat je er vanaf was.
Je was zo blij met Jezus,
maar steeds vaker zie je geloven als een last,
en verlang je terug naar een leven
waar je gewoon lekker je eigen gang kon gaan.
Slavernij kan zich heel aantrekkelijk presenteren,
zéker wanneer de vrijheid moeilijk wordt.
God weet dat, en anticipeert daarop.
Hij wil zijn volk niet alleen uit Egypte halen,
maar Egypte ook uit zijn volk.
Daarom laat God hen niet de snelste weg nemen,
maar kiest hij een route waar geen touw aan vast te knopen is.
Iedereen die de beschikking had gehad over Google Maps
zou te horen hebben gekregen ‘keer om waar mogelijk’.
Over Google Maps gesproken:
de plaatsen die worden genoemd, staan daar niet op –
het is onbekend hoe de route precies ging en waar de Rietzee ligt.
Maar zo belangrijk is dat ook niet.
Het punt is dat God zelf ze in de fuik laat lopen,
met voor hen de zee, aan beide zijkanten onbegaanbare bergen
en achter hen de elitetroepen van Egypte,
uitgerust met de modernste wapens.
De strijdwagens zijn de tanks van toen:
als zo’n gevaarte op je af komt rollen, kun je geen kant meer op.
Ze zijn in de val gelopen – denken ze.
De Egyptenaren denken dat ook.
Ze wisten dat dat slavenvolkje geen partij voor hen zou zijn,
maar dat het zo makkelijk zou gaan,
dat is toch een mooie meevaller.
Wat ze níet beseffen,
is dat niet de Israëlieten, maar zij zelf in de val lopen.
Want de Israëlieten zitten niet vast.
God maakt een weg waar geen weg lijkt te zijn –
dat gaan we straks ook nog zingen.
Dwars door de opgedroogde zee ontsnappen de Israëlieten.
De Egyptenaren gaan erachteraan,
en, we hebben het gelezen, vinden daar hun Waterloo.
Wat God hiermee doet,
is die weg terug de slavernij in,
waar ze op een bepaalde manier naar verlangen, afsluiten:
er is geen weg meer terug.
De zee heeft zich achter hen gesloten,
daarmee is de terugweg geblokkeerd.
Bovendien heeft God de angst voor de Farao,
die zo diep in het hart van het volk zat,
voor eens en altijd geëlimineerd:
met God die met ons is, want dat is zijn naam,
is er geen Farao of macht meer om bang voor te zijn.
Al vrij snel na het leven van Jezus
is dit bijbelverhaal gekoppeld aan Pasen en de doop.
Want ook Pasen is God die een weg maakt waar geen weg is:
de dood is niet langer een doodlopende weg,
maar een doorgaande route naar het nieuwe leven.
En de doop is het symbool
van dat dit niet alleen voor Jezus geldt,
maar voor iedereen die bij hem hoort.
In Romeinen 6 zegt Paulus:
‘we zijn door de doop in Jezus’ dood met hem begraven
om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt,
een nieuw leven te leiden.’
Wat de Rietzee is voor de Israëlieten, dat is de doop voor christenen:
God maakt een weg waar geen weg is,
en achter die overwinning van Jezus is geen weg terug –
de macht van de dood is door Jezus gebroken:
er is geen macht meer om bang voor te zijn.
Dat betekent niet dat als je eenmaal die macht van Jezus hebt ontdekt,
dat als je gedoopt bent of belijdenis hebt gedaan,
de rest wel vanzelf gaat.
Achter de overwinning van Jezus is geen weg terug,
maar je kunt wel degelijk terugvallen in je oude leven.
Er blijven machten aan je trekken,
en er zullen momenten blijven dat de weg van Jezus moeilijk is,
en je misschien wel toegeeft aan die machten.
De weg naar vrijheid is een lánge weg –
ook als de overwinning en vrijheid een feit is,
blijven oude, donkere patronen trekken.
Bij Israël is dat niet anders.
Na de Rietzee blijkt Egypte echt nog niet uit hun hart te zijn.
In het eerstvolgende verhaal dat Exodus vertelt,
verlangen de Israëlieten alweer terug naar Egypte.
Old habits die hard:
de weg naar innerlijke vrijheid is een lange weg.
Maar op die weg zetten ze wel degelijk een stapje.
Ze zijn er nog lang niet,
maar voor nu eindigt het verhaal wel met:
‘ze kregen ontzag voor de Heer.’
En dat is een enorme stap,
want hiervoor hadden ze alleen ontzag voor de Farao.
Eindelijk kunnen ze dat achter zich laten.
En al blijft de weg naar vrijheid lang,
ze hebben wel iets geleerd van wie God is,
en dat ze daarom niet achterom hoeven te kijken,
terug naar de patronen van het slavenleven,
maar vooruit mogen kijken, naar het beloofde land.
En langzaam zet die vrijheid zich in hun hart,
Misschien heb je ook zo’n situatie,
dat je de weg die God met jou gaat, of met ons als kerk gaat,
best wel moeilijk vind, en dat je eigenlijk wel terug zou willen.
Terug in slechte gewoonten, terug in een leven zonder Jezus,
of, als Menorah, terug naar het Pascal College.
Nu zou ik de tijd die we als Menorah daar hebben doorgebracht
zeker niet willen vergelijken met slavernij in Egypte,
maar het is wel iets vertrouwds,
waar je zomaar op teruggrijpt als samenwerken soms ook moeilijk is.
Het is niet gek naar Egypte te verlangen,
niet gek als je de weg die God gaat moeilijk vindt
– God geeft daar volop erkenning voor.
Maar hij wil je ook helpen vooruit te kijken.
Hij heeft je verlost uit de duisternis,
Jezus heeft de beslissende overwinning al gehaald,
en daarachter is geen weg terug.
Maar is die duisternis ook uit jou?
Dat is een lange weg, maar wat op die weg enorm helpt
is als je iets van dat ontzag voor God krijgt,
dat besef dat God groter is
dan die machten uit het verleden die blijven trekken.
Wat je concreet zou kunnen doen,
en nu wordt ik misschien heel ouderwets,
is bijbelteksten uit je hoofd leren –
of, alweer, zoals de Engelsen zeggen: by heart.
Teksten die je jezelf kunt voorhouden
als je weer aangetrokken wordt door oude patronen.
Dat kan je helpen iets van vrijheid in je hart te krijgen.
Bijvoorbeeld het slot van Romeinen 8.
Ik heb die tekst voor jullie afgedrukt,
je krijgt hem straks allemaal mee,
met de uitdaging: leer hem uit je hoofd!
‘Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk
dankzij hem die ons zijn liefde heeft bewezen.
Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven,
engelen noch machten noch krachten,
heden noch toekomst, hoogte noch diepte,
of wat er ook maar in de schepping is,
ons zal kunnen scheiden van de liefde van God,
die hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer.’
Amen.