Als je op zoek bent naar een baan
en dus veel tijd doorbrengt op vacature websites,
dan word je zomaar ontmoedigd
door de hoge eisen die aan sollicitanten wordt gesteld.
En je denkt: ‘ik ben maar een gewoon mens, die baan is niets voor mij.’
Kerken hebben er een handje van in bijvoorbeeld predikantsvacatures,
elke kerk is op zoek naar dat schaap met 5 poten,
maar kerken zijn zeker niet de enige organisaties
die het liefst supermensen in dienst nemen.
In vacatures stuit je op diploma-eisen, bij voorkeur heb je er meer,
eisen aan je werkervaring, bij voorkeur ben je 25 en neem je 20 jaar ervaring mee,
eisen aan je persoonlijkheid, je bent ondernemend, creatief, warm én precies –
en van schrik zou je nooit meer gaan solliciteren.
Maar je hoeft helemaal niet bang te zijn voor hoge functie-eisen:
meestal is er wel wat op af te dingen.
Ze zijn al lang blij als ze iemand kunnen vinden.
Ik kwam ergens tegen dat als je voldoet aan 80% van de functie-eisen,
je uitstekend voorgesorteerd staat voor een baan.
Bovendien: nee heb je, ja kun je krijgen,
dus bij twijfel moet je het gewoon altijd proberen.
Zo gaan wij met hoge eisen om:
er is altijd wel wat op af te dingen.
God stelt ook hoge eisen:
hij is heilig, en verwacht van de mensen aan wie hij zich verbindt dat zij dat ook zijn.
Maar bij God werkt het anders dan bij vacatures:
Gods eisen, dat kan ik alvast verklappen,
zijn geen openingszet waar je daarna wel wat vanaf kunt praten.
Wat moet je dan wel met die hoge eisen van God?
Daarover gaat het vanochtend.
We luisteren nu eerst naar Exodus 19.
We zijn terug op de plek waar het begon,
de plek waar God zijn plan voor de reddingsoperatie van de Israëlieten,
voor het eerst met Mozes deelde en Mozes daarbij inschakelde.
Een maand geleden, in de vorige gezamenlijke dienst,
hebben we naar dat verhaal geluisterd.
Mozes had God gesmeekt hem met rust te laten,
vond zichzelf totaal ongeschikt, ‘wie ben ik?!’,
maar God was niet om te praten: Mozes moest het volk gaan leiden.
Maar God belooft dat hij zelf bij Mozes zal zijn,
en als teken, zo staat het in Exodus 3,
‘als je het volk uit Egypte hebt weggeleid,
zullen jullie God bij deze berg vereren.’
De laatste dagen denkt Mozes veel terug aan die belofte.
Gods reddingsoperatie had hem een onmogelijk plan geleken,
maar nu staat Mozes hier weer met een vrij volk.
Wát is er veel gebeurd!
En wat heeft Gód veel gedaan –
steeds als het erop leek dat de missie was gefaald, greep God in.
Mozes kijkt dankbaar en verwonderd terug.
Maar de Israëlieten staan daar toch een beetje anders in.
Zij zien de bevrijding helemaal niet als een succesverhaal.
Ze hebben heimwee naar Egypte,
en hoe langer ze onderweg zijn,
hoe meer Egypte in hun gedachten wordt geïdealiseerd,
alsof Egypte het paradijs zelf was,
met oneindige voorraden vlees
en altijd stromende chocoladefonteinen - zonder klontjes.
Bij elke tegenslag, bij elke dreigende situatie, verzuchten ze weer:
‘waren we maar nooit aan deze reis begonnen.’
En ergens kun je het snappen.
Het leven in de woestijn is zwaar.
Logisch dat de lontjes korter worden,
dat er gemopperd wordt op God en gefoeterd op elkaar,
logisch dat de dankbaarheid er nog niet echt vanaf spat.
Aan de andere kant: ze zijn vrij!
Je zou ook kunnen proberen de knop om te zetten,
nieuwsgierig te zijn naar de toekomst,
in het vertrouwen dat God er bij is,
en na alles wat hij al heeft gedaan je heus niet laat omkomen in de woestijn –
dát heeft God inmiddels toch wel bewezen!
De wir schaffen das-mentaliteit is ver te zoeken:
in plaats van er wat van te maken,
zitten de Israëlieten een beetje medelijden te hebben met zichzelf.
Van zulke mensen,
voor wie jij het vuur uit de sloffen loopt,
die altijd een beroep op jou mogen doen,
maar die maar blijven hangen in hun klaagzangen,
en zich lekker blijven wentelen in zelfmedelijden –
van zulke mensen zou je toch moe worden?
Nou, God dus niet!
God wordt niet moe van de Israëlieten,
niet van mij, niet moe van jou.
God zegt niet: ik heb al zoveel gegeven, get a life, ik trek me terug.
In plaats daarvan zegt God:
‘ik wil niet alleen jullie Redder zijn,
ik wil dat wij, jullie en Ik, vertrouwd met elkaar zijn.
Ik wil niet slechts dingen vóór jullie doen,
ik wil relatie, ik wil jullie persoonlijk kennen, ik wil mét jullie zijn.’
Misschien vond je het hoofdstuk dat we lazen wel heel beangstigend.
Ik in ieder geval wel,
en ik heb mijzelf afgevraagd hoe ik op dat idiote idee ben gekomen
om het over dit hoofdstuk te gaan hebben.
God lijkt hier wel Donald Trump:
als je ook maar iets te dichtbij komt, wordt je zonder pardon neergeschoten.
Alsof God zijn neus ophaalt voor mensen.
Maar dat is het dus niet!
Ja, het is een heftig hoofdstuk, daar kom ik zo op,
maar het is allereerst een liefdesverklaring!
Na al het gezeik van de Israëlieten in de woestijn zegt God:
‘maar ik houd toch van je, wil je met me trouwen?’
Nou ja, dat zegt hij niet letterlijk zo natuurlijk,
maar dat komt er qua gevoelswaarde nog wel het dichtst bij.
God heeft het over een verbond,
een afspraak je aan elkaar toe te wijden.
God gebruikt woorden die iedereen van haar of zijn geliefde wil horen:
‘je bent mijn kostbaar bezit.’
‘Priesters,’ noemt God ze ook.
Dat zag je dan je weer niet tegen je geliefde, tenminste: ik niet,
maar je kunt de gekste koosnamen hebben natuurlijk,
maar in dat ‘priesters’ zit dat ook:
priesters zijn de mensen die rechtstreeks omgang hebben met God.
En dat wil God met dit hele volk: een rechtstreekse relatie.
Waarom God dat wil,
toen met dat volk vol zelfmedelijden,
nu met ons, met al die kapsones van ons,
dat is me werkelijk een raadsel.
Het is in ieder geval niet op basis van gebleken geschiktheid,
niet omdat wij aan die hoge eisen van God voldoen.
En God stelt zijn eisen niet bij.
Bij God kun je niet afdingen,
heeft het geen zin om te zeggen:
‘in 80% van de eisen herken ik me wel, dus ik ben de geknipte kandidaat’.
Trouwens, die 80% haal ik ook niet, de 10% niet eens.
Iemand die op 80% van Gods eisen komt is een supermens,
zelfs een Nelson Mandela, Martin Luther King of Mahatma Ghandi
komt daar niet bij in de buurt.
God is heilig en mensen zijn onheilig, zo simpel is het.
En als God verbinding wil met mensen, en dat wíl hij,
dan is dat een soort mission impossible: het matcht gewoon niet.
Er moeten allerlei voorbereidingen getroffen worden
om niet geëlektrocuteerd te worden als God verschijnt –
een kernbom is er niets bij.
Als voorbereiding moeten mensen zich volledig toewijden,
onder andere door even af te zien van seks.
En, dit vind ik wel belangrijk,
het gaat er niet om dat seks vies is, of slecht, alsof het niet bij God past.
Integendeel: seks is een geschenk van God aan mensen.
Maar nú wordt er voor een paar dagen een extra toewijding aan God gevraagd,
en daarbij past onthouding, als een soort vasten.
Maar hoe goed je je ook probeert voor te bereiden op Gods heiligheid,
als onheilig mens voldoe je nooit aan Gods hoge eisen,
en daarom kun je maar beter afstand houden.
Dan is het al beangstigend genoeg.
Niets had de Israëlieten kunnen voorbereiden
op de overweldigende verschijning van de Heer.
Je wordt er doodsbang van.
Eerst zijn het de kinderen die hun vingers in de oren steken en hun ogen dichtknijpen,
maar al snel volgen de stoerste mannen en vrouwen.
Ze buigen zich voorover om te schuilen voor dit geweld.
God is als een leeuw die op jacht is:
geweldig om vanachter veilig glas te bekijken,
zoals op landgoed Hoenderdael,
waar leeuwen getraind worden weer te gaan jagen,
en dat een spectaculair gezicht is.
Maar als het glas weg is, en jij staat oog in oog met die leeuw,
dan is het een heel ander verhaal.
God is als een extreme onweersbui.
Fantastisch vanuit een auto te bekijken,
want in de auto ben je veilig voor de bliksem,
en dan kun je er prachtige foto’s van maken.
Maar als je moet uitstappen,
dan kun je je alleen nog maar heel klein maken,
en tegen beter weten in hopen dat de bliksem jou overslaat.
Zo heilig is God.
Kan God niet wat minder heilig zijn?
Kan hij zijn heiligheid niet wat zachter zetten?
Nee: God heeft er alles voor over met ons om te gaan,
maar God vragen zijn eisen wat te relativeren,
dat is God vragen het kwaad te omarmen: dat kán niet.
En een bijbelhoofdstuk als dit bepaalt mij er weer bij:
God is zo anders dan ik, zo heilig –
wat praten wij God makkelijk naar onszelf toe,
wat maken we hem iemand die op ons lijkt.
Maar God is God!
Maar hoe kan een heilige God zich dan aan onheilige mensen verbinden?
Eigenlijk is dat de vraag waar de rest van de bijbel over gaat.
Maar hier, in Exodus 19, zie je al een stukje van het antwoord.
‘Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.’
Let op het woord ‘zul’: je zúlt het zijn.
Dat God zich aan dat moppervolk wil verbinden,
dat is niet omdat ze zo goed op weg zijn,
omdat ze zich gedragen zouden hebben als priesters en een heilig volk.
Maar God zegt: ‘ik zál het van jullie maken.
Ik kies jullie niet omdat jullie geschikt zijn,
omdat jullie zouden voldoen aan mijn hoge eisen,
maar ik kies jullie om jullie geschikt te maken,
om jullie op het niveau van mijn heiligheid te brengen.’
Het punt van Gods heiligheid is niet dat hij die Israëlieten wil vernietigen,
is niet dat hij ons wil vernietigen,
maar dat hij je heilig wil maken, het kwaad uit je wil halen.
Direct na Exodus 19 klinkt de machtige stem van God:
niet alleen Mozes, iedereen hoort die stem,
en die stem geeft 10 leefregels, de 10 geboden.
Als een soort programma:
ik ga jullie zo veranderen dat jullie hier steeds meer op gaan lijken.
Maar als je doorleest in de bijbel,
en als je om je heen kijkt in deze wereld,
dan kom je er ook al snel achter
dat om echt te veranderen er meer nodig is dan regels.
No way dat God zijn eisen wat omlaag bijstelt,
maar hij doet alles om ons omhoog te halen.
Dat is waar Jezus voor is gekomen, waar Jezus voor aan het kruis is gegaan:
niet alleen om mijn onheiligheid te vergeven,
maar ook mij, en jou, heilig te maken.
Het kruis van Jezus is God die binnen wil dringen in je hart,
die je van binnenuit een nieuw mens wil maken.
Op die weg heeft God een bijna eindeloos geduld,
maar het is wel het doel waar God niets vanaf doet:
hij wil zich verbinden aan mensen uit wie hij het kwaad weg mag halen.
Ja, Exodus 19 is een heftige tekst.
De heiligheid van God spat er vanaf.
Maar die heilige God wil zich aan jou verbinden,
niet door af te dingen op zijn eisen,
maar door jou nieuw te maken.
Soms mag je je wel even ongemakkelijk voelen bij God,
bij wie hij is, hoe overweldigend en veeleisend.
Dat ontzag voelen, dat je hart sneller gaat kloppen omdat het gevaar schreeuwt,
dat is helemaal niet zo gek – daar hoef je niet voor weg te rennen.
Laat God vooral God zijn,
niet die slappe, lieve en tandeloze God die wij zo makkelijk van hem maken.
Dat geldt ook voor hoe wij, als Zaankerk en Menorah,
in de stad en in deze wijk met God bezig zijn:
het is niet de bedoeling dat we het wat minder nauw met God nemen,
om op die manier drempels weg te nemen,
maar dat we juist God zo serieus nemen,
dat aan ons te merken is dat we anders zijn – op Jezus lijken.
En laten we daar vooral om bidden,
want jezelf veranderen, hard werken om te voldoen aan Gods hoge eisen,
dát is pas echt een mission impossible.
Maar als je je eigen onheiligheid erkent en het overgeeft aan Jezus,
dan kan de Geest zijn grote makeover van jou beginnen!
Amen.
Als je op zoek bent naar een baan
en dus veel tijd doorbrengt op vacature websites,
dan word je zomaar ontmoedigd
door de hoge eisen die aan sollicitanten wordt gesteld.
En je denkt: ‘ik ben maar een gewoon mens, die baan is niets voor mij.’
Kerken hebben er een handje van in bijvoorbeeld predikantsvacatures,
elke kerk is op zoek naar dat schaap met 5 poten,
maar kerken zijn zeker niet de enige organisaties
die het liefst supermensen in dienst nemen.
In vacatures stuit je op diploma-eisen, bij voorkeur heb je er meer,
eisen aan je werkervaring, bij voorkeur ben je 25 en neem je 20 jaar ervaring mee,
eisen aan je persoonlijkheid, je bent ondernemend, creatief, warm én precies –
en van schrik zou je nooit meer gaan solliciteren.
Maar je hoeft helemaal niet bang te zijn voor hoge functie-eisen:
meestal is er wel wat op af te dingen.
Ze zijn al lang blij als ze iemand kunnen vinden.
Ik kwam ergens tegen dat als je voldoet aan 80% van de functie-eisen,
je uitstekend voorgesorteerd staat voor een baan.
Bovendien: nee heb je, ja kun je krijgen,
dus bij twijfel moet je het gewoon altijd proberen.
Zo gaan wij met hoge eisen om:
er is altijd wel wat op af te dingen.
God stelt ook hoge eisen:
hij is heilig, en verwacht van de mensen aan wie hij zich verbindt dat zij dat ook zijn.
Maar bij God werkt het anders dan bij vacatures:
Gods eisen, dat kan ik alvast verklappen,
zijn geen openingszet waar je daarna wel wat vanaf kunt praten.
Wat moet je dan wel met die hoge eisen van God?
Daarover gaat het vanochtend.
We luisteren nu eerst naar Exodus 19.
We zijn terug op de plek waar het begon,
de plek waar God zijn plan voor de reddingsoperatie van de Israëlieten,
voor het eerst met Mozes deelde en Mozes daarbij inschakelde.
Een maand geleden, in de vorige gezamenlijke dienst,
hebben we naar dat verhaal geluisterd.
Mozes had God gesmeekt hem met rust te laten,
vond zichzelf totaal ongeschikt, ‘wie ben ik?!’,
maar God was niet om te praten: Mozes moest het volk gaan leiden.
Maar God belooft dat hij zelf bij Mozes zal zijn,
en als teken, zo staat het in Exodus 3,
‘als je het volk uit Egypte hebt weggeleid,
zullen jullie God bij deze berg vereren.’
De laatste dagen denkt Mozes veel terug aan die belofte.
Gods reddingsoperatie had hem een onmogelijk plan geleken,
maar nu staat Mozes hier weer met een vrij volk.
Wát is er veel gebeurd!
En wat heeft Gód veel gedaan –
steeds als het erop leek dat de missie was gefaald, greep God in.
Mozes kijkt dankbaar en verwonderd terug.
Maar de Israëlieten staan daar toch een beetje anders in.
Zij zien de bevrijding helemaal niet als een succesverhaal.
Ze hebben heimwee naar Egypte,
en hoe langer ze onderweg zijn,
hoe meer Egypte in hun gedachten wordt geïdealiseerd,
alsof Egypte het paradijs zelf was,
met oneindige voorraden vlees
en altijd stromende chocoladefonteinen - zonder klontjes.
Bij elke tegenslag, bij elke dreigende situatie, verzuchten ze weer:
‘waren we maar nooit aan deze reis begonnen.’
En ergens kun je het snappen.
Het leven in de woestijn is zwaar.
Logisch dat de lontjes korter worden,
dat er gemopperd wordt op God en gefoeterd op elkaar,
logisch dat de dankbaarheid er nog niet echt vanaf spat.
Aan de andere kant: ze zijn vrij!
Je zou ook kunnen proberen de knop om te zetten,
nieuwsgierig te zijn naar de toekomst,
in het vertrouwen dat God er bij is,
en na alles wat hij al heeft gedaan je heus niet laat omkomen in de woestijn –
dát heeft God inmiddels toch wel bewezen!
De wir schaffen das-mentaliteit is ver te zoeken:
in plaats van er wat van te maken,
zitten de Israëlieten een beetje medelijden te hebben met zichzelf.
Van zulke mensen,
voor wie jij het vuur uit de sloffen loopt,
die altijd een beroep op jou mogen doen,
maar die maar blijven hangen in hun klaagzangen,
en zich lekker blijven wentelen in zelfmedelijden –
van zulke mensen zou je toch moe worden?
Nou, God dus niet!
God wordt niet moe van de Israëlieten,
niet van mij, niet moe van jou.
God zegt niet: ik heb al zoveel gegeven, get a life, ik trek me terug.
In plaats daarvan zegt God:
‘ik wil niet alleen jullie Redder zijn,
ik wil dat wij, jullie en Ik, vertrouwd met elkaar zijn.
Ik wil niet slechts dingen vóór jullie doen,
ik wil relatie, ik wil jullie persoonlijk kennen, ik wil mét jullie zijn.’
Misschien vond je het hoofdstuk dat we lazen wel heel beangstigend.
Ik in ieder geval wel,
en ik heb mijzelf afgevraagd hoe ik op dat idiote idee ben gekomen
om het over dit hoofdstuk te gaan hebben.
God lijkt hier wel Donald Trump:
als je ook maar iets te dichtbij komt, wordt je zonder pardon neergeschoten.
Alsof God zijn neus ophaalt voor mensen.
Maar dat is het dus niet!
Ja, het is een heftig hoofdstuk, daar kom ik zo op,
maar het is allereerst een liefdesverklaring!
Na al het gezeik van de Israëlieten in de woestijn zegt God:
‘maar ik houd toch van je, wil je met me trouwen?’
Nou ja, dat zegt hij niet letterlijk zo natuurlijk,
maar dat komt er qua gevoelswaarde nog wel het dichtst bij.
God heeft het over een verbond,
een afspraak je aan elkaar toe te wijden.
God gebruikt woorden die iedereen van haar of zijn geliefde wil horen:
‘je bent mijn kostbaar bezit.’
‘Priesters,’ noemt God ze ook.
Dat zag je dan je weer niet tegen je geliefde, tenminste: ik niet,
maar je kunt de gekste koosnamen hebben natuurlijk,
maar in dat ‘priesters’ zit dat ook:
priesters zijn de mensen die rechtstreeks omgang hebben met God.
En dat wil God met dit hele volk: een rechtstreekse relatie.
Waarom God dat wil,
toen met dat volk vol zelfmedelijden,
nu met ons, met al die kapsones van ons,
dat is me werkelijk een raadsel.
Het is in ieder geval niet op basis van gebleken geschiktheid,
niet omdat wij aan die hoge eisen van God voldoen.
En God stelt zijn eisen niet bij.
Bij God kun je niet afdingen,
heeft het geen zin om te zeggen:
‘in 80% van de eisen herken ik me wel, dus ik ben de geknipte kandidaat’.
Trouwens, die 80% haal ik ook niet, de 10% niet eens.
Iemand die op 80% van Gods eisen komt is een supermens,
zelfs een Nelson Mandela, Martin Luther King of Mahatma Ghandi
komt daar niet bij in de buurt.
God is heilig en mensen zijn onheilig, zo simpel is het.
En als God verbinding wil met mensen, en dat wíl hij,
dan is dat een soort mission impossible: het matcht gewoon niet.
Er moeten allerlei voorbereidingen getroffen worden
om niet geëlektrocuteerd te worden als God verschijnt –
een kernbom is er niets bij.
Als voorbereiding moeten mensen zich volledig toewijden,
onder andere door even af te zien van seks.
En, dit vind ik wel belangrijk,
het gaat er niet om dat seks vies is, of slecht, alsof het niet bij God past.
Integendeel: seks is een geschenk van God aan mensen.
Maar nú wordt er voor een paar dagen een extra toewijding aan God gevraagd,
en daarbij past onthouding, als een soort vasten.
Maar hoe goed je je ook probeert voor te bereiden op Gods heiligheid,
als onheilig mens voldoe je nooit aan Gods hoge eisen,
en daarom kun je maar beter afstand houden.
Dan is het al beangstigend genoeg.
Niets had de Israëlieten kunnen voorbereiden
op de overweldigende verschijning van de Heer.
Je wordt er doodsbang van.
Eerst zijn het de kinderen die hun vingers in de oren steken en hun ogen dichtknijpen,
maar al snel volgen de stoerste mannen en vrouwen.
Ze buigen zich voorover om te schuilen voor dit geweld.
God is als een leeuw die op jacht is:
geweldig om vanachter veilig glas te bekijken,
zoals op landgoed Hoenderdael,
waar leeuwen getraind worden weer te gaan jagen,
en dat een spectaculair gezicht is.
Maar als het glas weg is, en jij staat oog in oog met die leeuw,
dan is het een heel ander verhaal.
God is als een extreme onweersbui.
Fantastisch vanuit een auto te bekijken,
want in de auto ben je veilig voor de bliksem,
en dan kun je er prachtige foto’s van maken.
Maar als je moet uitstappen,
dan kun je je alleen nog maar heel klein maken,
en tegen beter weten in hopen dat de bliksem jou overslaat.
Zo heilig is God.
Kan God niet wat minder heilig zijn?
Kan hij zijn heiligheid niet wat zachter zetten?
Nee: God heeft er alles voor over met ons om te gaan,
maar God vragen zijn eisen wat te relativeren,
dat is God vragen het kwaad te omarmen: dat kán niet.
En een bijbelhoofdstuk als dit bepaalt mij er weer bij:
God is zo anders dan ik, zo heilig –
wat praten wij God makkelijk naar onszelf toe,
wat maken we hem iemand die op ons lijkt.
Maar God is God!
Maar hoe kan een heilige God zich dan aan onheilige mensen verbinden?
Eigenlijk is dat de vraag waar de rest van de bijbel over gaat.
Maar hier, in Exodus 19, zie je al een stukje van het antwoord.
‘Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.’
Let op het woord ‘zul’: je zúlt het zijn.
Dat God zich aan dat moppervolk wil verbinden,
dat is niet omdat ze zo goed op weg zijn,
omdat ze zich gedragen zouden hebben als priesters en een heilig volk.
Maar God zegt: ‘ik zál het van jullie maken.
Ik kies jullie niet omdat jullie geschikt zijn,
omdat jullie zouden voldoen aan mijn hoge eisen,
maar ik kies jullie om jullie geschikt te maken,
om jullie op het niveau van mijn heiligheid te brengen.’
Het punt van Gods heiligheid is niet dat hij die Israëlieten wil vernietigen,
is niet dat hij ons wil vernietigen,
maar dat hij je heilig wil maken, het kwaad uit je wil halen.
Direct na Exodus 19 klinkt de machtige stem van God:
niet alleen Mozes, iedereen hoort die stem,
en die stem geeft 10 leefregels, de 10 geboden.
Als een soort programma:
ik ga jullie zo veranderen dat jullie hier steeds meer op gaan lijken.
Maar als je doorleest in de bijbel,
en als je om je heen kijkt in deze wereld,
dan kom je er ook al snel achter
dat om echt te veranderen er meer nodig is dan regels.
No way dat God zijn eisen wat omlaag bijstelt,
maar hij doet alles om ons omhoog te halen.
Dat is waar Jezus voor is gekomen, waar Jezus voor aan het kruis is gegaan:
niet alleen om mijn onheiligheid te vergeven,
maar ook mij, en jou, heilig te maken.
Het kruis van Jezus is God die binnen wil dringen in je hart,
die je van binnenuit een nieuw mens wil maken.
Op die weg heeft God een bijna eindeloos geduld,
maar het is wel het doel waar God niets vanaf doet:
hij wil zich verbinden aan mensen uit wie hij het kwaad weg mag halen.
Ja, Exodus 19 is een heftige tekst.
De heiligheid van God spat er vanaf.
Maar die heilige God wil zich aan jou verbinden,
niet door af te dingen op zijn eisen,
maar door jou nieuw te maken.
Soms mag je je wel even ongemakkelijk voelen bij God,
bij wie hij is, hoe overweldigend en veeleisend.
Dat ontzag voelen, dat je hart sneller gaat kloppen omdat het gevaar schreeuwt,
dat is helemaal niet zo gek – daar hoef je niet voor weg te rennen.
Laat God vooral God zijn,
niet die slappe, lieve en tandeloze God die wij zo makkelijk van hem maken.
Dat geldt ook voor hoe wij, als Zaankerk en Menorah,
in de stad en in deze wijk met God bezig zijn:
het is niet de bedoeling dat we het wat minder nauw met God nemen,
om op die manier drempels weg te nemen,
maar dat we juist God zo serieus nemen,
dat aan ons te merken is dat we anders zijn – op Jezus lijken.
En laten we daar vooral om bidden,
want jezelf veranderen, hard werken om te voldoen aan Gods hoge eisen,
dát is pas echt een mission impossible.
Maar als je je eigen onheiligheid erkent en het overgeeft aan Jezus,
dan kan de Geest zijn grote makeover van jou beginnen!
Amen.