Wie twijfelt er wel eens aan zichzelf?
Dat je niet weet of jij wel tegen een taak bent opgewassen?
Of jij het wel kunt, of je ergens wel de goede persoon voor bent?
Nu niet twijfelen, steek je hand maar gewoon omhoog…
Want weet je, ik denk dat iedereen wel eens zo aan zichzelf twijfelt:
dat hoort er nu eenmaal bij als je mens bent.
Het hoort er als mens bij dat je aanloopt tegen je beperkingen,
dat je je afvraagt of je ergens wel geschikt voor bent.
Ik vermoed, en hoop het al helemaal,
dat ook onze nieuwe premier, Dick Schoof,
het zich wel eens afvraagt:
ben ik wel de goede persoon op de goede plek?
Hadden ze niet beter een ander kunnen vragen?
Wat mij betreft wordt het pas echt eng als een premier,
of iemand die een belangrijke positie heeft,
zich zulke vragen níet stelt.
Als je met zo weinig zelfinzicht aan de top komt,
dan word ik daar wel bang van…
Over die twijfel aan jezelf,
of jij wel de goede persoon ergens voor bent,
gaat het deze ochtend.
Thema is: wie ben ík?!
We gaan lezen over Mozes die die vraag ook stelt,
en over hoe God daar mee omgaat.
We lezen Exodus 3:1-15.
Eerst even over waarom ik dit bijbelgedeelte gekozen heb voor vandaag.
Ik maak altijd graag series preken,
vind het leuk om een tijdje in 1 bijbelboek te blijven,
en dit najaar heb ik gekozen voor een aantal verhalen over Mozes.
En die keuze heeft dan weer alles te maken
met het proces waar we als 2 kerken, Zaankerk en Menorah, in zitten.
Vandaag hebben we nog samen dienst,
vanaf volgende week weer even apart,
om vanaf 1 december alle diensten samen te gaan doen.
We zijn als kerken op reis, op weg naar een nieuw begin –
net als Israël onder leiding van Mozes
vanuit Egypte naar het beloofde land mocht reizen
om daar een nieuw begin te maken.
En in deze vergelijking, dat snappen jullie,
is Menorah het volk van Israël en de Zaankerk het beloofde land.
Ik hoop dat jullie daarmee kunnen leven…
Zonder gekheid: ik ben benieuwd
wat we van het leven van Mozes en van de reis van Israël
kunnen leren voor de reis waar wij in zitten.
Het bijbelboek Exodus gaat verder
waar het bijbelboek Genesis ophield: in Egypte.
Aan het einde van Genesis belandt het piepjonge volk Israël,
de 12 stamvaders zijn dan nog in leven, in Egypte.
In eerste instantie worden ze gewaardeerd,
maar nu, een paar generaties later, is alles anders.
Dat kleine volkje wordt steeds groter,
en de Egyptenaren, de farao voorop, worden bang:
straks nemen de Israëlieten de boel nog over.
Ja, ook in die tijd deden omvolkingstheorieën veel kwaad…
De farao besluit dat onderdrukking dé manier is
om met deze dreiging om te gaan –
en zo wordt Israël een slavenvolk.
In deze ellende wordt Mozes geboren.
Even lijkt zijn bestaan een lichtpuntje te worden voor de Israëlieten:
hij is het jongetje dat niet had mogen blijven leven
maar geadopteerd wordt door Farao’s dochter.
Mozes groeit op als een prins – en kan wellicht lobbyen voor zijn volk.
Maar alweer: het loopt anders.
De Mozes die we vandaag ontmoeten is al 40 jaar uitgerangeerd.
Er loop een, inmiddels verjaard, arrestatiebevel tegen hem van de Farao.
Hij, het lievelingetje van de prinses, is een gevallen prins geworden.
Ook door zijn eigen volk is hij verstoten.
Nu slijt Mozes zijn dagen tussen de woestijnvolken,
waar hij getrouwd is, maar ook een vreemdeling is gebleven,
en trekt hij met zijn schapen door die stoffige, hete, eenzame wereld.
Er is geen glans meer te bekennen aan het leven van Mozes:
als het aam hem ligt slijt hij de rest van zijn dagen, hij is nu 80,
hier in de woestijn – waar niemand iets van hem moet,
waar hij langzaam dood kan gaan.
Maar het gaat anders!
Zelfs in de woestijn kan hij niet langzaam vergeten worden,
want Gód moet hém hebben.
Als Mozes weer eens ver van iedereen
achter zijn schapen aan door de woestijn sjokt,
valt zijn oog op een struik die in brand lijkt te staan.
Mozes loopt er naartoe,
en krijgt dan een vreemde opdracht: ‘trek je sandalen uit!’
Waarom?!
Het heeft in ieder geval te maken met Gods heiligheid,
met respect voor de verblindende energie van God.
Toch is dat niet het hele verhaal.
Ja, God is heilig, maar die heiligheid verwoest niet alles.
Die struik staat wel in brand, maar verteert niet.
Bij die heilige God is Mozes wel veilig.
Je zou verwachten dat als je zo oog in oog met Gods heerlijkheid komt te staan,
dat je dan niet anders meer kunt dan met een bibberend stemmetje
beleefd ja en amen zeggen op alles wat God van je wil.
Maar Mozes doet dat niet:
‘ja, wacht ff, ik weet helemaal niet ik dat wel wil.’
Blijkbaar voelt Mozes zich veilig genoeg
om dwars tegen God in te gaan.
Wat is dat toch, met die sandalen?
Laten we het anders gewoon eens proberen!
Zoals jullie zien draag ik geen sandalen, maar schoenen komen zeker in de buurt.
Wat gebeurt er als ik ze uittrek?
(schoenen en sokken uittrekken)
Wat roepen blote voeten bij jullie op?
(…)
Als lijdend voorwerp van deze oefening
vind ik dat ook wel mag zeggen wat het bij mij oproept:
ik vind het best ongemakkelijk, voel me bekeken,
het voelt bloot, en kwetsbaar.
Nu kunnen jullie iets vinden van mijn harige zweetvoeten,
terwijl ik dat normaal verstop in mijn schoenen.
En dat is ook het punt met Mozes:
zijn laatste restje eigen waardigheid,
na 40 jaar door woestijnen te sjokken,
moet hij afleggen bij God.
Sandalen, en schoenen, staan voor hoe je jezelf presenteert,
hoe je wil dat anderen naar je kijken,
en als je die uittrekt, als je alle opsmuk afpelt,
kom je bij wie je écht bent.
Wie ben jij als je thuis komt en je schoenen uittrekt,
als je jezelf niet meer hoeft te presenteren omdat niemand kijkt?
Zó wil God Mozes zien – zó wil hij jou zien.
En dan, als alle zelfpresentatie uitgeschakeld is,
heeft God voor Mozes een taak:
God heeft Mozes op het oog om zijn volk uit Egypte te leiden.
En Mozes, die uitgerangeerde man die zijn nadagen slijt in het stof,
ontdaan van zijn sandalen, van zijn laatste stukje waardigheid,
ziet het totaal niet zitten.
‘Wie ben ík, dat u dit van mij vraagt?
U kunt echt wel beter krijgen God – laat mij toch met rust.’
Wie ben ik?
Misschien herken je de vraag.
Heb je zo’n situatie waar jij je toe geroepen weet,
of iets kleiner: een situatie waar je weet dat je iets moet doen,
maar voel je je daar totaal niet tegen opgewassen.
Misschien twijfel jij ook wel aan jezelf,
of je het wel kunt, of je wel de goede persoon op de goede plek bent.
Wie ben ík?!
Ook als kerken stellen we onszelf die vraag.
We zijn bezig met een visie, op hoe we als Zaankerk en Menorah samen kerk zijn,
en daarin is het een belangrijk vraag: ‘wie zijn wij eigenlijk?’
Maar daar zit ook wel die twijfel in:
we voelen ons geroepen om samen te gaan
en samen een zegen te zijn voor deze buurt –
maar wie zijn wij nu helemaal?!
Zitten mensen wel op ons te wachten, kúnnen we het wel?
En die twijfel is geen onzin – twijfel is heel reëel,
het is gewoon een teken van een gezond zelfinzicht
als je weet dat jij niet alles kunt en dat anderen meer geschikt zijn.
Ook Mozes’ twijfel is reëel:
hij heeft een CV waar elke recruiter met een grote boog omheen zou lopen.
En dat wil wat zeggen: mijn ervaring met recruiters op LinkedIn
is dat ze vaak niet eens naar je CV kijken voor ze je een aanbod doen…
Maar het CV van Mozes is anders:
niet welkom bij de Israëlieten en niet welkom bij de Egyptenaren –
niet echt de ideale uitgangspositie
als je namens de Israëlieten met die Egyptenaren moet gaan onderhandelen…
Er zijn legitieme redenen dat Mozes aan zichzelf twijfelt.
En God zegt niet: ‘dat is onzin,
doe nou niet zo negatief,
houdt jezelf maar wat affirmations voor
zodat je wat positiever over jezelf wordt.’
Ook jouw twijfel over wie jij nu helemaal bent,
en onze twijfel als kerken over wat wij nu kunnen bieden,
die twijfel veegt God niet van tafel als onzin –
ik bedoel, we staan voor hem op onze blote voeten,
kunnen ons op geen enkele manier beter voordoen dan we zijn.
Natuurlijk ziet God dat hij van mij geen wonderen hoeft te verwachten.
En dat doet God dan ook niet!
Met Mozes vragen wij: ‘wie ben ik?!,
en dan antwoordt God: ‘maak je geen zorgen, Ik Ben.’
Het gaat niet om wie ik ben, om wie jij bent, om wie wij zijn.
Dat is voor God volstrekt irrelevant –
al heeft God er wel een handje van
de mensen die zichzelf heel wat vinden
over te slaan als hij ergens mensen voor nodig heeft.
Wie ik ben doet er helemaal niet toe –
het enige wat er toe doet is dat God Is.
Het is zijn naam: IK BEN, JHWH, IK ZAL ER ZIJN.
Dat klinkt als een mysterieuze naam – en dat is het ook.
Je kunt God niet in een naam vatten,
je kunt geen definities op hem loslaten.
Zijn naam is er een in de categorie ‘het is wat het is’,
waarmee je niets wijzer wordt.
‘Ik Ben Ik’ – daar mag Mozes het mee doen.
Hij hoeft niet te bedenken wie hij is,
maar mag vertrouwen op God die ís.
Veel later in de geschiedenis
leren we die God in de persoon van Jezus veel beter kennen.
Als God die is, is hij er – overal.
Juist aan het kruis bewijst God zijn naam: Ik Ben Er,
bewijst God dat híj alles doet om deze wereld te redden.
En als je twijfelt aan jezelf,
als je je ongeschikt voelt voor een taak
waarvan je denkt dat God hem jou gegeven heeft,
kijk dan niet naar jezelf, maar naar God.
Op jouw persoonlijke reis, met de dingen die jij moet doen,
en op onze reis als kerken met onze roeping: God is erbij.
En dan gaat het niet meer om de vraag wie ik ben,
wie jij bent, wie wij als kerk zijn –
dan gaat het erom dat God is.
Of, zoals in het liedje Who Am I van Casting Crowns:
‘not because of who I am,
but because of who you are’.
Dat is mijn luistertip bij deze preek.
Twijfel je wel eens aan jezelf?
Daar begon ik mee –
en ik hoop dat je hebt geleerd dat die twijfel er best mag zijn.
Maar groter dan die twijfel aan wie ik ben,
is de verzekering van God wie hij is: Ik Ben.
En daarom: kijk wat minder naar jezelf en wat meer naar God.
Maar hoe groei je er nu in om het van God te verwachten?
Tegen Mozes zegt God
dat Mozes terug zal komen op deze plek, bij deze berg,
maar dan met de bevrijdde Israëlieten.
Mozes zal dan terugdenken aan zijn twijfel,
aan alles smoesjes die hij aandroeg om maar aan zijn roeping te ontkomen.
Maar Mozes zal dan ook zien dat het geen holle woorden zijn
dat het niet gaat om wie hij is, maar om wie God is.
Mozes mag terugkijken en zien wat God door hém gedaan heeft.
Wat zie jij als jij terugkijkt?
Ga eens terug naar die ervaringen van twijfel,
van dat je je ongeschikt voelde voor je taak,
van dat je roeping te groot was voor jou.
Hoe was God erbij?
Ontdekken hoe God er was,
in jouw leven, maar ook in het leven van anderen,
die verhalen blijven vertellen,
helpt je om niet te zwaar te tillen aan wie jij bent:
want Gód is.
Amen.
Wie twijfelt er wel eens aan zichzelf?
Dat je niet weet of jij wel tegen een taak bent opgewassen?
Of jij het wel kunt, of je ergens wel de goede persoon voor bent?
Nu niet twijfelen, steek je hand maar gewoon omhoog…
Want weet je, ik denk dat iedereen wel eens zo aan zichzelf twijfelt:
dat hoort er nu eenmaal bij als je mens bent.
Het hoort er als mens bij dat je aanloopt tegen je beperkingen,
dat je je afvraagt of je ergens wel geschikt voor bent.
Ik vermoed, en hoop het al helemaal,
dat ook onze nieuwe premier, Dick Schoof,
het zich wel eens afvraagt:
ben ik wel de goede persoon op de goede plek?
Hadden ze niet beter een ander kunnen vragen?
Wat mij betreft wordt het pas echt eng als een premier,
of iemand die een belangrijke positie heeft,
zich zulke vragen níet stelt.
Als je met zo weinig zelfinzicht aan de top komt,
dan word ik daar wel bang van…
Over die twijfel aan jezelf,
of jij wel de goede persoon ergens voor bent,
gaat het deze ochtend.
Thema is: wie ben ík?!
We gaan lezen over Mozes die die vraag ook stelt,
en over hoe God daar mee omgaat.
We lezen Exodus 3:1-15.
Eerst even over waarom ik dit bijbelgedeelte gekozen heb voor vandaag.
Ik maak altijd graag series preken,
vind het leuk om een tijdje in 1 bijbelboek te blijven,
en dit najaar heb ik gekozen voor een aantal verhalen over Mozes.
En die keuze heeft dan weer alles te maken
met het proces waar we als 2 kerken, Zaankerk en Menorah, in zitten.
Vandaag hebben we nog samen dienst,
vanaf volgende week weer even apart,
om vanaf 1 december alle diensten samen te gaan doen.
We zijn als kerken op reis, op weg naar een nieuw begin –
net als Israël onder leiding van Mozes
vanuit Egypte naar het beloofde land mocht reizen
om daar een nieuw begin te maken.
En in deze vergelijking, dat snappen jullie,
is Menorah het volk van Israël en de Zaankerk het beloofde land.
Ik hoop dat jullie daarmee kunnen leven…
Zonder gekheid: ik ben benieuwd
wat we van het leven van Mozes en van de reis van Israël
kunnen leren voor de reis waar wij in zitten.
Het bijbelboek Exodus gaat verder
waar het bijbelboek Genesis ophield: in Egypte.
Aan het einde van Genesis belandt het piepjonge volk Israël,
de 12 stamvaders zijn dan nog in leven, in Egypte.
In eerste instantie worden ze gewaardeerd,
maar nu, een paar generaties later, is alles anders.
Dat kleine volkje wordt steeds groter,
en de Egyptenaren, de farao voorop, worden bang:
straks nemen de Israëlieten de boel nog over.
Ja, ook in die tijd deden omvolkingstheorieën veel kwaad…
De farao besluit dat onderdrukking dé manier is
om met deze dreiging om te gaan –
en zo wordt Israël een slavenvolk.
In deze ellende wordt Mozes geboren.
Even lijkt zijn bestaan een lichtpuntje te worden voor de Israëlieten:
hij is het jongetje dat niet had mogen blijven leven
maar geadopteerd wordt door Farao’s dochter.
Mozes groeit op als een prins – en kan wellicht lobbyen voor zijn volk.
Maar alweer: het loopt anders.
De Mozes die we vandaag ontmoeten is al 40 jaar uitgerangeerd.
Er loop een, inmiddels verjaard, arrestatiebevel tegen hem van de Farao.
Hij, het lievelingetje van de prinses, is een gevallen prins geworden.
Ook door zijn eigen volk is hij verstoten.
Nu slijt Mozes zijn dagen tussen de woestijnvolken,
waar hij getrouwd is, maar ook een vreemdeling is gebleven,
en trekt hij met zijn schapen door die stoffige, hete, eenzame wereld.
Er is geen glans meer te bekennen aan het leven van Mozes:
als het aam hem ligt slijt hij de rest van zijn dagen, hij is nu 80,
hier in de woestijn – waar niemand iets van hem moet,
waar hij langzaam dood kan gaan.
Maar het gaat anders!
Zelfs in de woestijn kan hij niet langzaam vergeten worden,
want Gód moet hém hebben.
Als Mozes weer eens ver van iedereen
achter zijn schapen aan door de woestijn sjokt,
valt zijn oog op een struik die in brand lijkt te staan.
Mozes loopt er naartoe,
en krijgt dan een vreemde opdracht: ‘trek je sandalen uit!’
Waarom?!
Het heeft in ieder geval te maken met Gods heiligheid,
met respect voor de verblindende energie van God.
Toch is dat niet het hele verhaal.
Ja, God is heilig, maar die heiligheid verwoest niet alles.
Die struik staat wel in brand, maar verteert niet.
Bij die heilige God is Mozes wel veilig.
Je zou verwachten dat als je zo oog in oog met Gods heerlijkheid komt te staan,
dat je dan niet anders meer kunt dan met een bibberend stemmetje
beleefd ja en amen zeggen op alles wat God van je wil.
Maar Mozes doet dat niet:
‘ja, wacht ff, ik weet helemaal niet ik dat wel wil.’
Blijkbaar voelt Mozes zich veilig genoeg
om dwars tegen God in te gaan.
Wat is dat toch, met die sandalen?
Laten we het anders gewoon eens proberen!
Zoals jullie zien draag ik geen sandalen, maar schoenen komen zeker in de buurt.
Wat gebeurt er als ik ze uittrek?
(schoenen en sokken uittrekken)
Wat roepen blote voeten bij jullie op?
(…)
Als lijdend voorwerp van deze oefening
vind ik dat ook wel mag zeggen wat het bij mij oproept:
ik vind het best ongemakkelijk, voel me bekeken,
het voelt bloot, en kwetsbaar.
Nu kunnen jullie iets vinden van mijn harige zweetvoeten,
terwijl ik dat normaal verstop in mijn schoenen.
En dat is ook het punt met Mozes:
zijn laatste restje eigen waardigheid,
na 40 jaar door woestijnen te sjokken,
moet hij afleggen bij God.
Sandalen, en schoenen, staan voor hoe je jezelf presenteert,
hoe je wil dat anderen naar je kijken,
en als je die uittrekt, als je alle opsmuk afpelt,
kom je bij wie je écht bent.
Wie ben jij als je thuis komt en je schoenen uittrekt,
als je jezelf niet meer hoeft te presenteren omdat niemand kijkt?
Zó wil God Mozes zien – zó wil hij jou zien.
En dan, als alle zelfpresentatie uitgeschakeld is,
heeft God voor Mozes een taak:
God heeft Mozes op het oog om zijn volk uit Egypte te leiden.
En Mozes, die uitgerangeerde man die zijn nadagen slijt in het stof,
ontdaan van zijn sandalen, van zijn laatste stukje waardigheid,
ziet het totaal niet zitten.
‘Wie ben ík, dat u dit van mij vraagt?
U kunt echt wel beter krijgen God – laat mij toch met rust.’
Wie ben ik?
Misschien herken je de vraag.
Heb je zo’n situatie waar jij je toe geroepen weet,
of iets kleiner: een situatie waar je weet dat je iets moet doen,
maar voel je je daar totaal niet tegen opgewassen.
Misschien twijfel jij ook wel aan jezelf,
of je het wel kunt, of je wel de goede persoon op de goede plek bent.
Wie ben ík?!
Ook als kerken stellen we onszelf die vraag.
We zijn bezig met een visie, op hoe we als Zaankerk en Menorah samen kerk zijn,
en daarin is het een belangrijk vraag: ‘wie zijn wij eigenlijk?’
Maar daar zit ook wel die twijfel in:
we voelen ons geroepen om samen te gaan
en samen een zegen te zijn voor deze buurt –
maar wie zijn wij nu helemaal?!
Zitten mensen wel op ons te wachten, kúnnen we het wel?
En die twijfel is geen onzin – twijfel is heel reëel,
het is gewoon een teken van een gezond zelfinzicht
als je weet dat jij niet alles kunt en dat anderen meer geschikt zijn.
Ook Mozes’ twijfel is reëel:
hij heeft een CV waar elke recruiter met een grote boog omheen zou lopen.
En dat wil wat zeggen: mijn ervaring met recruiters op LinkedIn
is dat ze vaak niet eens naar je CV kijken voor ze je een aanbod doen…
Maar het CV van Mozes is anders:
niet welkom bij de Israëlieten en niet welkom bij de Egyptenaren –
niet echt de ideale uitgangspositie
als je namens de Israëlieten met die Egyptenaren moet gaan onderhandelen…
Er zijn legitieme redenen dat Mozes aan zichzelf twijfelt.
En God zegt niet: ‘dat is onzin,
doe nou niet zo negatief,
houdt jezelf maar wat affirmations voor
zodat je wat positiever over jezelf wordt.’
Ook jouw twijfel over wie jij nu helemaal bent,
en onze twijfel als kerken over wat wij nu kunnen bieden,
die twijfel veegt God niet van tafel als onzin –
ik bedoel, we staan voor hem op onze blote voeten,
kunnen ons op geen enkele manier beter voordoen dan we zijn.
Natuurlijk ziet God dat hij van mij geen wonderen hoeft te verwachten.
En dat doet God dan ook niet!
Met Mozes vragen wij: ‘wie ben ik?!,
en dan antwoordt God: ‘maak je geen zorgen, Ik Ben.’
Het gaat niet om wie ik ben, om wie jij bent, om wie wij zijn.
Dat is voor God volstrekt irrelevant –
al heeft God er wel een handje van
de mensen die zichzelf heel wat vinden
over te slaan als hij ergens mensen voor nodig heeft.
Wie ik ben doet er helemaal niet toe –
het enige wat er toe doet is dat God Is.
Het is zijn naam: IK BEN, JHWH, IK ZAL ER ZIJN.
Dat klinkt als een mysterieuze naam – en dat is het ook.
Je kunt God niet in een naam vatten,
je kunt geen definities op hem loslaten.
Zijn naam is er een in de categorie ‘het is wat het is’,
waarmee je niets wijzer wordt.
‘Ik Ben Ik’ – daar mag Mozes het mee doen.
Hij hoeft niet te bedenken wie hij is,
maar mag vertrouwen op God die ís.
Veel later in de geschiedenis
leren we die God in de persoon van Jezus veel beter kennen.
Als God die is, is hij er – overal.
Juist aan het kruis bewijst God zijn naam: Ik Ben Er,
bewijst God dat híj alles doet om deze wereld te redden.
En als je twijfelt aan jezelf,
als je je ongeschikt voelt voor een taak
waarvan je denkt dat God hem jou gegeven heeft,
kijk dan niet naar jezelf, maar naar God.
Op jouw persoonlijke reis, met de dingen die jij moet doen,
en op onze reis als kerken met onze roeping: God is erbij.
En dan gaat het niet meer om de vraag wie ik ben,
wie jij bent, wie wij als kerk zijn –
dan gaat het erom dat God is.
Of, zoals in het liedje Who Am I van Casting Crowns:
‘not because of who I am,
but because of who you are’.
Dat is mijn luistertip bij deze preek.
Twijfel je wel eens aan jezelf?
Daar begon ik mee –
en ik hoop dat je hebt geleerd dat die twijfel er best mag zijn.
Maar groter dan die twijfel aan wie ik ben,
is de verzekering van God wie hij is: Ik Ben.
En daarom: kijk wat minder naar jezelf en wat meer naar God.
Maar hoe groei je er nu in om het van God te verwachten?
Tegen Mozes zegt God
dat Mozes terug zal komen op deze plek, bij deze berg,
maar dan met de bevrijdde Israëlieten.
Mozes zal dan terugdenken aan zijn twijfel,
aan alles smoesjes die hij aandroeg om maar aan zijn roeping te ontkomen.
Maar Mozes zal dan ook zien dat het geen holle woorden zijn
dat het niet gaat om wie hij is, maar om wie God is.
Mozes mag terugkijken en zien wat God door hém gedaan heeft.
Wat zie jij als jij terugkijkt?
Ga eens terug naar die ervaringen van twijfel,
van dat je je ongeschikt voelde voor je taak,
van dat je roeping te groot was voor jou.
Hoe was God erbij?
Ontdekken hoe God er was,
in jouw leven, maar ook in het leven van anderen,
die verhalen blijven vertellen,
helpt je om niet te zwaar te tillen aan wie jij bent:
want Gód is.
Amen.