Onderhandelen – het zit in de Nederlandse volksaard.
Ik weet niet hoe het in andere culturen zit,
maar voor Nederlandse baby’s is ‘nee’
het eerste woord dat ze verstaanbaar kunnen brabbelen.
En dat is nog maar het begin…
In de jaren die volgen moet alles uit-onderhandeld worden.
Nee hoor, hier staat geen gefrustreerde vader.
Nederlanders zijn er goed in:
hier geen the winner takes it all, zoals in de VS,
waar 51% van de kiezers genoeg is om al je standpunten door te drukken,
maar gewoon ouderwets polderen –
zoeken naar samenwerkingspartners, een beetje geven en een beetje nemen,
en er al onderhandelend samen uit komen.
Maar soms praat je tegen een muur.
Steeds vaker staken Nederlanders om hun punt meer gewicht te geven.
Je hebt stakers voor het klimaat, stakers voor de boeren,
en uiteraard ook gewoon de stakers voor een beter salaris.
Maar is het wel eens bij je opgekomen
dat je ook met God kunt onderhandelen,
en dat je, als God niet om te praten is, zelfs zou kunnen gaan staken?!
Dat klinkt niet heel vroom, toch?
Ik zou ook niet willen beweren
dat het de normale manier van omgaan met God zou moeten zijn.
Toch is het precies wat Mozes doet in het bijbelverhaal van vandaag –
en daarvoor heeft hij een goede reden.
Laten we het gaan lezen en op zoek gaan
naar hoe en in wat voor situaties ook wij mogen onderhandelen met God.
We lezen Exodus 33:1-17.
Voor mij is deze tekst een bijzondere tekst:
vers 15 is de trouwtekst van Hanneke en mij.
‘Als u niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken.’
Van wat de dominee in onze trouwdienst over deze tekst gezegd heeft,
weet ik niet veel meer:
ik was iets te druk met staren naar mijn prachtige bruid.
Maar die dominee kennende,
heeft hij ongetwijfeld het verhaal om de tekst heen erbij betrokken.
Zonder dat verhaal is het al een mooie belijdenis:
‘wij willen niet zonder u verder’.
Maar mét het verhaal krijgt die tekst nog veel diepere lagen,
dat geldt trouwens voor elke bijbeltekst,
en daar wordt een tekst alleen maar mooier van!
De diepere laag hier is:
dat God meegaat, dat is precies wat hier op het spel staat!
God heeft er helemaal geen zin meer in, heeft het gehad met zijn volk.
God weigert zelfs het nog ‘zijn’ volk te noemen.
Zo begint het verhaal direct:
‘vertrek van hier, met het volk dat jé uit Egypte hebt weggeleid’.
Ho, wacht ff: ‘je’?!
Sinds wanneer krijgt Mozes die credits?
Het was toch God die zijn volk had bevrijd?
Zo zei God het in Exodus 20 nog:
‘ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.’
Maar God krijgt die woorden niet meer over zijn lippen.
En met reden: God is diep gekwetst.
Hij houdt zielsveel van de Israëlieten,
heeft ze als het ware ten huwelijk gevraagd,
waarna het verbond bezegeld werd.
Maar terwijl Mozes en God de details van die relatie uitwerken,
bespreken hoe de Israëlieten anders zijn dan andere volken,
hoe de Israëlieten Gods ambassadeurs op aarde zijn,
en Gods nieuwe start met de mensheid,
gaan de Israëlieten er vandoor met een ander.
Ze smelten al hun goud om tot een godenbeeld
en houden er een waanzinnig feest voor.
Het is alsof ze tijdens de huwelijksreis overspel plegen.
En voordat je denkt: ‘gelukkig brengen wij het er beter van af’ –
is dat eigenlijk wel zo?
Zijn wij nu echt zo anders dan die Israëlieten?
Ok, onze relatie met God is misschien niet zo vers als die van de Israëlieten,
maar ook in onze aanbidding zit altijd iets halfslachtigs.
Op zondagmorgen prijzen we God,
en op maandag, of misschien zelfs op zondagmiddag al,
zwichten we alweer voor andere machten die aan ons trekken,
waar we ons misschien nog wel comfortabeler bij voelen dan bij God.
Laat ik het voorzichtig zeggen:
God krijgt van ons niet de onverdeelde toewijding die hij verdient.
Daar, in de woestijn, trekt God zijn conclusie: hij wil dit volk niet meer.
In eerste instantie, je kunt het lezen in Exodus 32,
is hij van plan het hele volk te vernietigen
en met Mozes een nieuwe start te maken.
Mozes overtuigt God ervan dat dat geen goed idee is,
daar begint het onderhandelen al,
maar God wil niet langer verder met dit volk – hij stuurt aan op een scheiding.
‘Ok, ik heb jullie een land beloofd, ga dan maar,
ik stuur wel een engel om jullie te begeleiden,
maar jullie zullen het zonder mij moeten doen: ik ga niet mee.’
God staat, op aandringen van Mozes,
garant voor een zakelijke afhandeling van zijn beloften,
maar alle warmte, alle liefde, is eruit verdwenen.
Daar zitten we in Exodus 33: midden in de allerheftigste relatiecrisis.
En tussen de strijdende partijen in staat Mozes.
Mozes wil niet kiezen tussen God en de Israëlieten.
Mozes houdt zielsveel van God.
Maar hij houdt ook zielsveel van de Israëlieten, ondanks alles.
Want Mozes’ verhouding met die Israëlieten is best gecompliceerd.
Toen het hele avontuur van de bevrijding uit Egypte begon,
werd Mozes door de Israëlieten als een buitenstaander beschouwd,
die zijn neus zo nodig in hun zaakjes moest steken,
en hun situatie er daarmee niet beter op maakte.
Op reis door de woestijn heeft Mozes heel wat gemopper moeten doorstaan.
Hij kon ze soms wel achter het behang plakken –
maar ja, dat gaat in een tent een beetje lastig…
En toch is Mozes, tot zijn eigen verbazing, van de Israëlieten gaan houden.
Gods liefde voor Israël is overgesprongen op Mozes:
die stronteigenwijze zeikerds hebben een plek in zijn hart veroverd.
En daarom blijft hij onderhandelen met God.
Voor Mozes is het niet genoeg
als ze onder begeleiding van een engel
alsnog als volk naar het beloofde land mogen.
Als God niet meegaat, heeft dat geen zin.
Mozes weet nog goed hoe het avontuur voor hem begon,
toen God hem riep,
en Mozes God wanhopig toeriep: ‘maar wie ben ik?!’
Toen reageerde God door te zeggen: dat maakt niet uit, Ik Ben.
Maar als ‘Ik Ben’ er niet meer is, wat blijft er dan nog over?
Wat heeft die hele bevrijding dan voor zin gehad?
Als God er vandoor gaat, hoe goed je God daarin ook kunt begrijpen,
valt het hele bestaansrecht van Israël weg,
blijft er niets over van Gods nieuwe start met de mensheid.
Voor minder dan Gods aanwezigheid doet Mozes het niet.
Dus onderhandelt Mozes zich de blaren op de tong.
Dat heeft hij eerder gedaan, toen hij door God geroepen werd,
maar er zelf helemaal niets voor voelde dit volk te gaan leiden.
Maar nu onderhandelt Mozes niet voor zichzelf, maar voor dat volk.
Mozes gaat niet mee in het nieuwe frame van God,
dat niet God maar Mozes de Israëlieten uit Egypte bevrijd zou hebben.
‘Vergeet toch niet dat deze mensen uw volk zijn’, zegt Mozes in vers 14.
Mooi is dat: God distantieert zich van Israël, noemt het ‘dat volk van jou’,
maar Mozes moet daar niets van weten:
‘ik dacht het niet God!
Zo makkelijk komt u niet van dit volk af – het is niet mijn volk, maar uw volk!’
En dan gaat Mozes nog verder:
‘als u niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken.’
Oftewel: ‘zonder u ga ik geen stap zetten,
als dit is wat u wilt, dan zoekt u maar een ander -
ik ga staken totdat u zelf meegaat.’
Eerder, in Exodus 32, deed Mozes dat ook al:
‘schenk hun vergeving –
wilt u dat niet, schrap mij dan ook maar uit het boek dat u geschreven hebt.’
Mozes gooit werkelijk alles in de strijd voor de Israëlieten.
Als God van de Israëlieten wil scheiden,
moet God niet denken dat Mozes los van de Israëlieten te verkrijgen is.
Dan weigert Mozes gewoon, dan gaat hij in staking.
En God gaat akkoord.
Wacht even – God gaat akkóórd?!
God veegt niet de vloer met Mozes aan
omdat hij het waagt voor de almachtige God te staken?!
God zegt niet: ‘dan zoek je het maar uit Mozes,
ga jij maar lekker staken in de woestijn, maar ik ben weg’?!
Nee, God houdt van Mozes.
God wíl Mozes, en accepteert Mozes’ voorwaarden.
Mozes doet mij denken aan Jezus.
Je zou kunnen zeggen dat Jezus onze Mozes is,
onze onderhandelaar bij God,
die voor ons in staking gaat als dat nodig is –
alles om ervoor te zorgen dat God ons niet alleen laat.
Waar God best reden toe heeft.
Ik zei al: zoveel verschillen wij nu ook weer niet van die Israëlieten.
Zo vaak is onze toewijding halfhartig.
maken wij onszelf onmogelijk voor God,
en maken we een grote puinhoop van zijn wereld.
Zou God zich terugtrekken,
dan blijven wij achter met de hel die wij er van maken.
Zoals het in Psalm 104 staat:
‘verberg uw gelaat en zij bezwijken van angst.’
Als God stopt Ik Ben te zijn, als God stopt mét ons te zijn,
dan blijft er niets van ons over.
Maar Jezus is onze Mozes, die voor ons onderhandelt met God,
die hemel en aarde voor ons beweegt:
‘Vader, dit zijn de mensen die u mij gegeven hebt,
en ik ben van ze gaan houden.
Ik verbind mijn lot aan dat van hen.
Ik blijf bij hen – sowieso.
Ik sterf nog liever verlaten door u dan dat ik zonder hen bij u zou zijn.
Ik ben niet los van hen te verkrijgen.
Dan verlaat u mij maar – maar ik ga niet zonder deze mensen verder.’
En weer: God gaat akkoord.
Met één verschil: Mozes hoefde zijn grote woorden niet waar te maken,
bleef niet met de Israëlieten in de woestijn terwijl God hen in de steek liet.
Jezus moest het wél waarmaken:
hij werd aan het kruis verlaten door God, de hel brak los,
Jezus moest de volle prijs van het onderhandelen betalen –
en deed het omdat hij mét jou in Gods aanwezigheid wil zijn.
En als je iemand hebt die met zoveel passie voor jou onderhandelt,
dan mag jij weer doorgeven wat je van Jezus krijgt.
Wees zelf ook een onderhandelaar bij God
voor de mensen die God op jouw weg plaatst,
voor jouw buren, jouw klasgenoten, jouw collega’s, jouw vrienden, jouw kinderen,
die misschien wel niets van God willen weten,
maar van wie jij bent gaan houden,
en net als Mozes niet wilt kiezen tussen liefde voor hen en liefde voor God.
Dan heb je alle reden om ook met God te onderhandelen.
Nee, daarin hoef je niet over te doen wat Jezus deed,
en wat Mozes eerder in kleinere vorm ook al deed,
hoef je niet je eigen toekomst met God op het spel te zetten,
maar je mag wel net zo vurig pleiten voor de wereld,
net zo vurig pleiten voor mensen met wie je samenleeft.
Werp je bij God maar voor hen op,
en herinner God er steeds weer aan
dat God over die mensen en die wereld van wie jij houdt,
niet kan zeggen dat dat ‘die buren van jou en ‘die wereld van jullie’ is,
maar dat het Gods eigen wereld en Gods eigen mensen zijn,
die hij heeft gemaakt naar zijn beeld,
waar jij van bent gaan houden.
Daarmee wil ik ook afsluiten,
op deze een-na-laatste zondag zonder de Zaankerk.
Het motto van Menorah was ‘goed voor de Zaankanter en goed voor God’.
Dat motto gebruiken we al even niet meer,
maar de passie voor mensen buiten de kerk is altijd belangrijk geweest in Menorah.
Laat dat zo blijven – ook als we met de Zaankerk verdergaan!
Dat is misschien wel het mooiste van Menorah,
dus laten we het alsjeblieft meenemen!
De passie voor je buren, de passie voor de stad,
de passie voor de geboren Zaankanter en de import-Zaankanter.
En laat die passie niet alleen tot uitdrukking komen
in het doen van allerlei mooie praktische dingen,
maar onderhandel met die passie ook voor de Zaankanter bij God.
Amen.
Onderhandelen – het zit in de Nederlandse volksaard.
Ik weet niet hoe het in andere culturen zit,
maar voor Nederlandse baby’s is ‘nee’
het eerste woord dat ze verstaanbaar kunnen brabbelen.
En dat is nog maar het begin…
In de jaren die volgen moet alles uit-onderhandeld worden.
Nee hoor, hier staat geen gefrustreerde vader.
Nederlanders zijn er goed in:
hier geen the winner takes it all, zoals in de VS,
waar 51% van de kiezers genoeg is om al je standpunten door te drukken,
maar gewoon ouderwets polderen –
zoeken naar samenwerkingspartners, een beetje geven en een beetje nemen,
en er al onderhandelend samen uit komen.
Maar soms praat je tegen een muur.
Steeds vaker staken Nederlanders om hun punt meer gewicht te geven.
Je hebt stakers voor het klimaat, stakers voor de boeren,
en uiteraard ook gewoon de stakers voor een beter salaris.
Maar is het wel eens bij je opgekomen
dat je ook met God kunt onderhandelen,
en dat je, als God niet om te praten is, zelfs zou kunnen gaan staken?!
Dat klinkt niet heel vroom, toch?
Ik zou ook niet willen beweren
dat het de normale manier van omgaan met God zou moeten zijn.
Toch is het precies wat Mozes doet in het bijbelverhaal van vandaag –
en daarvoor heeft hij een goede reden.
Laten we het gaan lezen en op zoek gaan
naar hoe en in wat voor situaties ook wij mogen onderhandelen met God.
We lezen Exodus 33:1-17.
Voor mij is deze tekst een bijzondere tekst:
vers 15 is de trouwtekst van Hanneke en mij.
‘Als u niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken.’
Van wat de dominee in onze trouwdienst over deze tekst gezegd heeft,
weet ik niet veel meer:
ik was iets te druk met staren naar mijn prachtige bruid.
Maar die dominee kennende,
heeft hij ongetwijfeld het verhaal om de tekst heen erbij betrokken.
Zonder dat verhaal is het al een mooie belijdenis:
‘wij willen niet zonder u verder’.
Maar mét het verhaal krijgt die tekst nog veel diepere lagen,
dat geldt trouwens voor elke bijbeltekst,
en daar wordt een tekst alleen maar mooier van!
De diepere laag hier is:
dat God meegaat, dat is precies wat hier op het spel staat!
God heeft er helemaal geen zin meer in, heeft het gehad met zijn volk.
God weigert zelfs het nog ‘zijn’ volk te noemen.
Zo begint het verhaal direct:
‘vertrek van hier, met het volk dat jé uit Egypte hebt weggeleid’.
Ho, wacht ff: ‘je’?!
Sinds wanneer krijgt Mozes die credits?
Het was toch God die zijn volk had bevrijd?
Zo zei God het in Exodus 20 nog:
‘ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.’
Maar God krijgt die woorden niet meer over zijn lippen.
En met reden: God is diep gekwetst.
Hij houdt zielsveel van de Israëlieten,
heeft ze als het ware ten huwelijk gevraagd,
waarna het verbond bezegeld werd.
Maar terwijl Mozes en God de details van die relatie uitwerken,
bespreken hoe de Israëlieten anders zijn dan andere volken,
hoe de Israëlieten Gods ambassadeurs op aarde zijn,
en Gods nieuwe start met de mensheid,
gaan de Israëlieten er vandoor met een ander.
Ze smelten al hun goud om tot een godenbeeld
en houden er een waanzinnig feest voor.
Het is alsof ze tijdens de huwelijksreis overspel plegen.
En voordat je denkt: ‘gelukkig brengen wij het er beter van af’ –
is dat eigenlijk wel zo?
Zijn wij nu echt zo anders dan die Israëlieten?
Ok, onze relatie met God is misschien niet zo vers als die van de Israëlieten,
maar ook in onze aanbidding zit altijd iets halfslachtigs.
Op zondagmorgen prijzen we God,
en op maandag, of misschien zelfs op zondagmiddag al,
zwichten we alweer voor andere machten die aan ons trekken,
waar we ons misschien nog wel comfortabeler bij voelen dan bij God.
Laat ik het voorzichtig zeggen:
God krijgt van ons niet de onverdeelde toewijding die hij verdient.
Daar, in de woestijn, trekt God zijn conclusie: hij wil dit volk niet meer.
In eerste instantie, je kunt het lezen in Exodus 32,
is hij van plan het hele volk te vernietigen
en met Mozes een nieuwe start te maken.
Mozes overtuigt God ervan dat dat geen goed idee is,
daar begint het onderhandelen al,
maar God wil niet langer verder met dit volk – hij stuurt aan op een scheiding.
‘Ok, ik heb jullie een land beloofd, ga dan maar,
ik stuur wel een engel om jullie te begeleiden,
maar jullie zullen het zonder mij moeten doen: ik ga niet mee.’
God staat, op aandringen van Mozes,
garant voor een zakelijke afhandeling van zijn beloften,
maar alle warmte, alle liefde, is eruit verdwenen.
Daar zitten we in Exodus 33: midden in de allerheftigste relatiecrisis.
En tussen de strijdende partijen in staat Mozes.
Mozes wil niet kiezen tussen God en de Israëlieten.
Mozes houdt zielsveel van God.
Maar hij houdt ook zielsveel van de Israëlieten, ondanks alles.
Want Mozes’ verhouding met die Israëlieten is best gecompliceerd.
Toen het hele avontuur van de bevrijding uit Egypte begon,
werd Mozes door de Israëlieten als een buitenstaander beschouwd,
die zijn neus zo nodig in hun zaakjes moest steken,
en hun situatie er daarmee niet beter op maakte.
Op reis door de woestijn heeft Mozes heel wat gemopper moeten doorstaan.
Hij kon ze soms wel achter het behang plakken –
maar ja, dat gaat in een tent een beetje lastig…
En toch is Mozes, tot zijn eigen verbazing, van de Israëlieten gaan houden.
Gods liefde voor Israël is overgesprongen op Mozes:
die stronteigenwijze zeikerds hebben een plek in zijn hart veroverd.
En daarom blijft hij onderhandelen met God.
Voor Mozes is het niet genoeg
als ze onder begeleiding van een engel
alsnog als volk naar het beloofde land mogen.
Als God niet meegaat, heeft dat geen zin.
Mozes weet nog goed hoe het avontuur voor hem begon,
toen God hem riep,
en Mozes God wanhopig toeriep: ‘maar wie ben ik?!’
Toen reageerde God door te zeggen: dat maakt niet uit, Ik Ben.
Maar als ‘Ik Ben’ er niet meer is, wat blijft er dan nog over?
Wat heeft die hele bevrijding dan voor zin gehad?
Als God er vandoor gaat, hoe goed je God daarin ook kunt begrijpen,
valt het hele bestaansrecht van Israël weg,
blijft er niets over van Gods nieuwe start met de mensheid.
Voor minder dan Gods aanwezigheid doet Mozes het niet.
Dus onderhandelt Mozes zich de blaren op de tong.
Dat heeft hij eerder gedaan, toen hij door God geroepen werd,
maar er zelf helemaal niets voor voelde dit volk te gaan leiden.
Maar nu onderhandelt Mozes niet voor zichzelf, maar voor dat volk.
Mozes gaat niet mee in het nieuwe frame van God,
dat niet God maar Mozes de Israëlieten uit Egypte bevrijd zou hebben.
‘Vergeet toch niet dat deze mensen uw volk zijn’, zegt Mozes in vers 14.
Mooi is dat: God distantieert zich van Israël, noemt het ‘dat volk van jou’,
maar Mozes moet daar niets van weten:
‘ik dacht het niet God!
Zo makkelijk komt u niet van dit volk af – het is niet mijn volk, maar uw volk!’
En dan gaat Mozes nog verder:
‘als u niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken.’
Oftewel: ‘zonder u ga ik geen stap zetten,
als dit is wat u wilt, dan zoekt u maar een ander -
ik ga staken totdat u zelf meegaat.’
Eerder, in Exodus 32, deed Mozes dat ook al:
‘schenk hun vergeving –
wilt u dat niet, schrap mij dan ook maar uit het boek dat u geschreven hebt.’
Mozes gooit werkelijk alles in de strijd voor de Israëlieten.
Als God van de Israëlieten wil scheiden,
moet God niet denken dat Mozes los van de Israëlieten te verkrijgen is.
Dan weigert Mozes gewoon, dan gaat hij in staking.
En God gaat akkoord.
Wacht even – God gaat akkóórd?!
God veegt niet de vloer met Mozes aan
omdat hij het waagt voor de almachtige God te staken?!
God zegt niet: ‘dan zoek je het maar uit Mozes,
ga jij maar lekker staken in de woestijn, maar ik ben weg’?!
Nee, God houdt van Mozes.
God wíl Mozes, en accepteert Mozes’ voorwaarden.
Mozes doet mij denken aan Jezus.
Je zou kunnen zeggen dat Jezus onze Mozes is,
onze onderhandelaar bij God,
die voor ons in staking gaat als dat nodig is –
alles om ervoor te zorgen dat God ons niet alleen laat.
Waar God best reden toe heeft.
Ik zei al: zoveel verschillen wij nu ook weer niet van die Israëlieten.
Zo vaak is onze toewijding halfhartig.
maken wij onszelf onmogelijk voor God,
en maken we een grote puinhoop van zijn wereld.
Zou God zich terugtrekken,
dan blijven wij achter met de hel die wij er van maken.
Zoals het in Psalm 104 staat:
‘verberg uw gelaat en zij bezwijken van angst.’
Als God stopt Ik Ben te zijn, als God stopt mét ons te zijn,
dan blijft er niets van ons over.
Maar Jezus is onze Mozes, die voor ons onderhandelt met God,
die hemel en aarde voor ons beweegt:
‘Vader, dit zijn de mensen die u mij gegeven hebt,
en ik ben van ze gaan houden.
Ik verbind mijn lot aan dat van hen.
Ik blijf bij hen – sowieso.
Ik sterf nog liever verlaten door u dan dat ik zonder hen bij u zou zijn.
Ik ben niet los van hen te verkrijgen.
Dan verlaat u mij maar – maar ik ga niet zonder deze mensen verder.’
En weer: God gaat akkoord.
Met één verschil: Mozes hoefde zijn grote woorden niet waar te maken,
bleef niet met de Israëlieten in de woestijn terwijl God hen in de steek liet.
Jezus moest het wél waarmaken:
hij werd aan het kruis verlaten door God, de hel brak los,
Jezus moest de volle prijs van het onderhandelen betalen –
en deed het omdat hij mét jou in Gods aanwezigheid wil zijn.
En als je iemand hebt die met zoveel passie voor jou onderhandelt,
dan mag jij weer doorgeven wat je van Jezus krijgt.
Wees zelf ook een onderhandelaar bij God
voor de mensen die God op jouw weg plaatst,
voor jouw buren, jouw klasgenoten, jouw collega’s, jouw vrienden, jouw kinderen,
die misschien wel niets van God willen weten,
maar van wie jij bent gaan houden,
en net als Mozes niet wilt kiezen tussen liefde voor hen en liefde voor God.
Dan heb je alle reden om ook met God te onderhandelen.
Nee, daarin hoef je niet over te doen wat Jezus deed,
en wat Mozes eerder in kleinere vorm ook al deed,
hoef je niet je eigen toekomst met God op het spel te zetten,
maar je mag wel net zo vurig pleiten voor de wereld,
net zo vurig pleiten voor mensen met wie je samenleeft.
Werp je bij God maar voor hen op,
en herinner God er steeds weer aan
dat God over die mensen en die wereld van wie jij houdt,
niet kan zeggen dat dat ‘die buren van jou en ‘die wereld van jullie’ is,
maar dat het Gods eigen wereld en Gods eigen mensen zijn,
die hij heeft gemaakt naar zijn beeld,
waar jij van bent gaan houden.
Daarmee wil ik ook afsluiten,
op deze een-na-laatste zondag zonder de Zaankerk.
Het motto van Menorah was ‘goed voor de Zaankanter en goed voor God’.
Dat motto gebruiken we al even niet meer,
maar de passie voor mensen buiten de kerk is altijd belangrijk geweest in Menorah.
Laat dat zo blijven – ook als we met de Zaankerk verdergaan!
Dat is misschien wel het mooiste van Menorah,
dus laten we het alsjeblieft meenemen!
De passie voor je buren, de passie voor de stad,
de passie voor de geboren Zaankanter en de import-Zaankanter.
En laat die passie niet alleen tot uitdrukking komen
in het doen van allerlei mooie praktische dingen,
maar onderhandel met die passie ook voor de Zaankanter bij God.
Amen.