Preek - Jozua 3 - DE OVERSTEEK

Inleiding

Deze dienst is een dienst van dubbel afscheid.

Zoals elk jaar op de laatste zondag van het kerkelijk jaar

denken we vandaag aan de overledenen,

aan de lege plek die deze geliefde mensen

bij ons hebben achtergelaten.

Dit jaar komt daar bij

dat deze dienst de allerlaatste dienst is zonder de Zaankerk.

We nemen afscheid van het zelfstandige Menorah.

 

Daar kun je heel verschillende gevoelens bij hebben.

De één kijkt er reikhalzend naar uit

dat we voortaan samen diensten hebben,

de ander moet er nog erg aan wennen.

Voor de één kan het vandaag best een emotioneel afscheid zijn,

terwijl het de ander weinig doet.

 

Dat merk ik bij mijzelf ook.

In mijn hart heb ik al lang afscheid genomen van Menorah zoals het was.

Vooral in het halfjaar tussen het bericht

dat we niet langer in het Pascal College terecht konden

en de laatste dienst die we daar hebben gehouden.

Dat was voor mij de emotionele afsluiting – vandaag niet.

We kunnen hier dus heel verschillend zitten.

Maar wat je gevoel ook is:

dit is wel een dienst waarin we het afscheid markeren,

het afscheid van Menorah zoals het was,

maar ook het afscheid van de overledenen van wie we hielden.

Daarbij gaan we kijken naar hoe God daarin aanwezig is.

Dat doen we met het verhaal over de intocht in het beloofde land,

met als thema: de oversteek.

Laten we het nu eerst lezen: Jozua 3.

 

1.   Woestijnervaring

In september begonnen we met Mozes

aan onze reis naar het beloofde land,

en vandaag doen we de laatste etappe.

We staan op de drempel van het beloofde land.

 

En dat mág ook wel een keer!

Waar wij 3 maanden over gedaan hebben,

duurde in werkelijkheid 40 jaar –

40 jaar zijn de Israëlieten op reis geweest.

Dat had overigens veel korter kunnen zijn

als ze God niet zo tot het uiterste getergd hadden.

Van de Israëlieten die 40 jaar geleden uit Egypte vertrokken,

zijn alleen Jozua en Kaleb nog in leven.

De huidige generatie Israëlieten is opgegroeid in de woestijn.

Ze weten niet beter dan dat er zand tussen je tenen zit.

En in je oren. En in je eten.

Altijd weer dat zand.

 

Die 40 jaar zijn nog eens een echte woestijnervaring.

Ze zwerven wat rond van de ene naar de andere plek,

zijn nergens echt thuis,

kunnen nooit eens iets opbouwen,

geen huizen, dorpen en steden,

maar ook niet hun eigen leven – dat staat ook stil.

Het leven in de woestijn is één grote leegte,

er is geen doel, geen visie, geen zin,

je kunt je alleen maar van de ene naar de andere dag slepen.

 

Soms kan je leven ook zo voelen: als een woestijn.

Het lukt niet, het breekt je bij de handen af,

je voelt je eenzaam en kwetsbaar.

En ik denk dat als je gaat afpellen wat dit leven is,

dat je daar ook ergens bij uitkomt.

Natuurlijk, er is ook geluk, en ergens voor gaan, en zin ervaren,

maar uiteindelijk stelt ons leven ook weer niet zoveel voor,

zwerven we wat rond in een wereld waar we niet écht thuis zijn.

 

Als Menorah hebben we ook zo’n woestijnperiode achter de rug.

Een periode van tegenslagen en rondzwerven,

van zoeken naar wat God nu eigenlijk wil.

En daarmee ook een tijd van bezinning,

van tot de kern komen –

want als je stilstaat, als je even geen grootse plannen hebt,

dan kom je ook jezelf tegen,

en dat hoeft helemaal niet verkeerd te zijn!

 

2.   De oversteek

In ieder geval laten we die periode nu achter ons.

Toen ik mijn serie preken over Mozes begon,

grapte ik al dat de Zaankerk ons beloofde land is.

Vandaag staan we, met Jozua, op de drempel.

 

Er is alleen nog een probleem.

Nee, geen uitdaging, een levensgroot probleem.

Het probleem heet de Jordaan,

en het is een woest kolkende rivier.

Zoals ik al zei, de Israëlieten kennen niet anders dan zand,

in de woestijn was er geen gelegenheid voor zwemles,

en zo’n rivier hebben ze nog nooit gezien.

Trouwens, al hadden ze kunnen zwemmen,

dan nog was het een onmogelijke opgave geweest:

als de stroming je te pakken krijgt, ben je weg.

Daar sta je dan, op de drempel van het beloofde land,

je ziet het al liggen, maar je kunt er met geen mogelijkheid in.

En tot overmaat van ramp

moeten ze 3 dagen wachten aan de oever van de Jordaan.

Drie dagen waarin miljoenen liters water passeren,

en met dag lijkt het onmogelijker om over te steken.

Hebben ze daarvoor 40 jaar in de woestijn gezworven…

 

Om het nog bemoedigender te maken:

de Jordaan wordt ook wel de doodsrivier genoemd.

Niet alleen omdat het gevaarlijk is om over te steken:

de Jordaan loopt letterlijk dood, op de Dode Zee,

een binnenzee die zijn naam niet te danken heeft

aan haar rijke biodiversiteit…

Op wat microben na is daar geen leven.

Het zout maakt al het leven kapot.

Dus alles wat meegaat in de Jordaan komt om.

 

Symbolisch gezien kun je dus zeggen

dat je om de woestijn achter te laten, het beloofde land in,

eerst moet sterven.

Later in de bijbel komt die symboliek terug,

als Johannes de Doper Jezus in deze rivier doopt.

In het beloofde land kom je niet zomaar –

het is een soort sterven.

En misschien ervaar je deze zondag voor Menorah ook wel zo:

we laten als Menorah iets achter, wat niet terugkomt, wat sterft –

waar alleen de herinneringen aan blijven.

 

Is er geen makkelijkere weg het beloofde land in?

Ik weet niet of het jullie is opgevallen,

maar we lazen dat de Jordaan buiten zijn oevers stond.

Het is hoogwaterseizoen.

Als je gewoon een half jaartje wacht,

ziet die Jordaan er heel wat liever uit.

Maar als het Gods tijd is, dan wacht je niet!

 

En op de derde dag ís het Gods tijd.

Dat is in de bijbel vaker zo:

als God iets nieuws doet, als God ingrijpt,

dan is dat vaak op de derde dag.

Met als beroemdste voorbeeld de opstanding van Jezus:

op de derde stond hij uit de dood op.

 

En zoiets beleven de Israëlieten op deze dag.

God geeft de opdracht op te trekken,

het water van de Jordaan in,

met de priesters die de ark dragen,

de heilige kist die staat voor Gods aanwezigheid, voorop.

Je zou kunnen zeggen: God gaat als eerste de Jordaan in.

En dan gebeurt er iets geks: de doodsrivier gaat voor God aan de kant!

Alsof de rivier weet:

hier is God, dan kan ik maar beter even aan de kant gaan.

De rivier valt droog.

 

Ik heb één keer zoiets gezien, en dat was een tamelijk absurde ervaring.

Het was in het plaatsje Trollhättan in Zweden. (dia)

Daar is een enorme waterval,

die door de Zweden is ingedamd als waterkrachtcentrale.

Van de oorspronkelijke waterval en rivierloop is niets meer over.

Behalve in het toeristenseizoen, dagelijks om 3 uur.

Dan wordt de waterval even aangezet,

en sta je opeens bij een woeste rivier,

die je maar beter niet kunt proberen over te steken.

Maar 10 minuten later is al het water weer verdwenen:

waar de rivier net nog op de rotsen beukte,

kun je nu je picknickkleedje uitspreiden.

Zoiets gebeurt daar, in de Jordaan.

Zolang de priesters met de ark in het midden blijven staan,

zolang God daar blijft staan, komt de rivier niet terug,

en kan iedereen oversteken, het beloofde land in.

 

God gaat als eerste en maakte een weg.

De dood gaat voor hem aan de kant.

Met de toekomst van God, het leven in zijn huis, is het net zo:

zelfs de dood kan het leven niet afpakken,

ook niet het leven van de mensen die we vandaag herdenken,

omdat Jezus voorop ging, de dood in,

maar de dood voor hem aan de kant ging, net als de Jordaan.

Als eerste ging Jezus het beloofde land in,

en nu kunnen wij bij hem oversteken.

 

Zo mogen we als Menorah ook de moed hebben over te steken.

Door niet naar onszelf te kijken,

naar beren en woeste rivieren op de weg, naar alles wat moeilijk is,

maar naar God die voorop gaat: híj wijst de weg.

We trekken hoopvol verder, durven de oversteek aan,

omdat God een weg maakt, steeds weer,

waar geen weg leek te zijn.

 

3.   Monument

In Jozua 4 gaat het verhaal verder,

met het oprichten van een monument,

om nooit te vergeten wat God heeft gedaan.

Want zo gaat dat: de eerste week stuiter je van enthousiasme,

na een jaar denk je: ‘is het alweer een jaar geleden’,

en 5 jaar later ben je alweer zo in je leven opgegaan,

dat je bent vergeten dat God een weg maakt.

Tot je weer eens langs de oever van de Jordaan loopt,

waar een rare berg stenen boven de Jordaan uitsteekt,

en als je ze ziet, denk je weer: ‘o ja!’

 

Vandaag willen wij ons ook weer herinneren wie God is,

dat hij een God is die voorop gaat,

voor wie zelfs de doodsrivier en het graf aan de kant gaan,

omdat hij ons thuis wil brengen in zijn beloofde land,

en dat wij daarom verder durven te trekken.

Daarom steken we vandaag kaarsjes aan, als ons monument,

om ons aan die hoop te herinneren,

juist als afscheid nemen moeilijk is.

En met díe hoop kunnen we verder!

Amen.

Jozua 3 - DE OVERSTEEK

Inleiding

Deze dienst is een dienst van dubbel afscheid.

Zoals elk jaar op de laatste zondag van het kerkelijk jaar

denken we vandaag aan de overledenen,

aan de lege plek die deze geliefde mensen

bij ons hebben achtergelaten.

Dit jaar komt daar bij

dat deze dienst de allerlaatste dienst is zonder de Zaankerk.

We nemen afscheid van het zelfstandige Menorah.

 

Daar kun je heel verschillende gevoelens bij hebben.

De één kijkt er reikhalzend naar uit

dat we voortaan samen diensten hebben,

de ander moet er nog erg aan wennen.

Voor de één kan het vandaag best een emotioneel afscheid zijn,

terwijl het de ander weinig doet.

 

Dat merk ik bij mijzelf ook.

In mijn hart heb ik al lang afscheid genomen van Menorah zoals het was.

Vooral in het halfjaar tussen het bericht

dat we niet langer in het Pascal College terecht konden

en de laatste dienst die we daar hebben gehouden.

Dat was voor mij de emotionele afsluiting – vandaag niet.

We kunnen hier dus heel verschillend zitten.

Maar wat je gevoel ook is:

dit is wel een dienst waarin we het afscheid markeren,

het afscheid van Menorah zoals het was,

maar ook het afscheid van de overledenen van wie we hielden.

Daarbij gaan we kijken naar hoe God daarin aanwezig is.

Dat doen we met het verhaal over de intocht in het beloofde land,

met als thema: de oversteek.

Laten we het nu eerst lezen: Jozua 3.

 

1.   Woestijnervaring

In september begonnen we met Mozes

aan onze reis naar het beloofde land,

en vandaag doen we de laatste etappe.

We staan op de drempel van het beloofde land.

 

En dat mág ook wel een keer!

Waar wij 3 maanden over gedaan hebben,

duurde in werkelijkheid 40 jaar –

40 jaar zijn de Israëlieten op reis geweest.

Dat had overigens veel korter kunnen zijn

als ze God niet zo tot het uiterste getergd hadden.

Van de Israëlieten die 40 jaar geleden uit Egypte vertrokken,

zijn alleen Jozua en Kaleb nog in leven.

De huidige generatie Israëlieten is opgegroeid in de woestijn.

Ze weten niet beter dan dat er zand tussen je tenen zit.

En in je oren. En in je eten.

Altijd weer dat zand.

 

Die 40 jaar zijn nog eens een echte woestijnervaring.

Ze zwerven wat rond van de ene naar de andere plek,

zijn nergens echt thuis,

kunnen nooit eens iets opbouwen,

geen huizen, dorpen en steden,

maar ook niet hun eigen leven – dat staat ook stil.

Het leven in de woestijn is één grote leegte,

er is geen doel, geen visie, geen zin,

je kunt je alleen maar van de ene naar de andere dag slepen.

 

Soms kan je leven ook zo voelen: als een woestijn.

Het lukt niet, het breekt je bij de handen af,

je voelt je eenzaam en kwetsbaar.

En ik denk dat als je gaat afpellen wat dit leven is,

dat je daar ook ergens bij uitkomt.

Natuurlijk, er is ook geluk, en ergens voor gaan, en zin ervaren,

maar uiteindelijk stelt ons leven ook weer niet zoveel voor,

zwerven we wat rond in een wereld waar we niet écht thuis zijn.

 

Als Menorah hebben we ook zo’n woestijnperiode achter de rug.

Een periode van tegenslagen en rondzwerven,

van zoeken naar wat God nu eigenlijk wil.

En daarmee ook een tijd van bezinning,

van tot de kern komen –

want als je stilstaat, als je even geen grootse plannen hebt,

dan kom je ook jezelf tegen,

en dat hoeft helemaal niet verkeerd te zijn!

 

2.   De oversteek

In ieder geval laten we die periode nu achter ons.

Toen ik mijn serie preken over Mozes begon,

grapte ik al dat de Zaankerk ons beloofde land is.

Vandaag staan we, met Jozua, op de drempel.

 

Er is alleen nog een probleem.

Nee, geen uitdaging, een levensgroot probleem.

Het probleem heet de Jordaan,

en het is een woest kolkende rivier.

Zoals ik al zei, de Israëlieten kennen niet anders dan zand,

in de woestijn was er geen gelegenheid voor zwemles,

en zo’n rivier hebben ze nog nooit gezien.

Trouwens, al hadden ze kunnen zwemmen,

dan nog was het een onmogelijke opgave geweest:

als de stroming je te pakken krijgt, ben je weg.

Daar sta je dan, op de drempel van het beloofde land,

je ziet het al liggen, maar je kunt er met geen mogelijkheid in.

En tot overmaat van ramp

moeten ze 3 dagen wachten aan de oever van de Jordaan.

Drie dagen waarin miljoenen liters water passeren,

en met dag lijkt het onmogelijker om over te steken.

Hebben ze daarvoor 40 jaar in de woestijn gezworven…

 

Om het nog bemoedigender te maken:

de Jordaan wordt ook wel de doodsrivier genoemd.

Niet alleen omdat het gevaarlijk is om over te steken:

de Jordaan loopt letterlijk dood, op de Dode Zee,

een binnenzee die zijn naam niet te danken heeft

aan haar rijke biodiversiteit…

Op wat microben na is daar geen leven.

Het zout maakt al het leven kapot.

Dus alles wat meegaat in de Jordaan komt om.

 

Symbolisch gezien kun je dus zeggen

dat je om de woestijn achter te laten, het beloofde land in,

eerst moet sterven.

Later in de bijbel komt die symboliek terug,

als Johannes de Doper Jezus in deze rivier doopt.

In het beloofde land kom je niet zomaar –

het is een soort sterven.

En misschien ervaar je deze zondag voor Menorah ook wel zo:

we laten als Menorah iets achter, wat niet terugkomt, wat sterft –

waar alleen de herinneringen aan blijven.

 

Is er geen makkelijkere weg het beloofde land in?

Ik weet niet of het jullie is opgevallen,

maar we lazen dat de Jordaan buiten zijn oevers stond.

Het is hoogwaterseizoen.

Als je gewoon een half jaartje wacht,

ziet die Jordaan er heel wat liever uit.

Maar als het Gods tijd is, dan wacht je niet!

 

En op de derde dag ís het Gods tijd.

Dat is in de bijbel vaker zo:

als God iets nieuws doet, als God ingrijpt,

dan is dat vaak op de derde dag.

Met als beroemdste voorbeeld de opstanding van Jezus:

op de derde stond hij uit de dood op.

 

En zoiets beleven de Israëlieten op deze dag.

God geeft de opdracht op te trekken,

het water van de Jordaan in,

met de priesters die de ark dragen,

de heilige kist die staat voor Gods aanwezigheid, voorop.

Je zou kunnen zeggen: God gaat als eerste de Jordaan in.

En dan gebeurt er iets geks: de doodsrivier gaat voor God aan de kant!

Alsof de rivier weet:

hier is God, dan kan ik maar beter even aan de kant gaan.

De rivier valt droog.

 

Ik heb één keer zoiets gezien, en dat was een tamelijk absurde ervaring.

Het was in het plaatsje Trollhättan in Zweden. (dia)

Daar is een enorme waterval,

die door de Zweden is ingedamd als waterkrachtcentrale.

Van de oorspronkelijke waterval en rivierloop is niets meer over.

Behalve in het toeristenseizoen, dagelijks om 3 uur.

Dan wordt de waterval even aangezet,

en sta je opeens bij een woeste rivier,

die je maar beter niet kunt proberen over te steken.

Maar 10 minuten later is al het water weer verdwenen:

waar de rivier net nog op de rotsen beukte,

kun je nu je picknickkleedje uitspreiden.

Zoiets gebeurt daar, in de Jordaan.

Zolang de priesters met de ark in het midden blijven staan,

zolang God daar blijft staan, komt de rivier niet terug,

en kan iedereen oversteken, het beloofde land in.

 

God gaat als eerste en maakte een weg.

De dood gaat voor hem aan de kant.

Met de toekomst van God, het leven in zijn huis, is het net zo:

zelfs de dood kan het leven niet afpakken,

ook niet het leven van de mensen die we vandaag herdenken,

omdat Jezus voorop ging, de dood in,

maar de dood voor hem aan de kant ging, net als de Jordaan.

Als eerste ging Jezus het beloofde land in,

en nu kunnen wij bij hem oversteken.

 

Zo mogen we als Menorah ook de moed hebben over te steken.

Door niet naar onszelf te kijken,

naar beren en woeste rivieren op de weg, naar alles wat moeilijk is,

maar naar God die voorop gaat: híj wijst de weg.

We trekken hoopvol verder, durven de oversteek aan,

omdat God een weg maakt, steeds weer,

waar geen weg leek te zijn.

 

3.   Monument

In Jozua 4 gaat het verhaal verder,

met het oprichten van een monument,

om nooit te vergeten wat God heeft gedaan.

Want zo gaat dat: de eerste week stuiter je van enthousiasme,

na een jaar denk je: ‘is het alweer een jaar geleden’,

en 5 jaar later ben je alweer zo in je leven opgegaan,

dat je bent vergeten dat God een weg maakt.

Tot je weer eens langs de oever van de Jordaan loopt,

waar een rare berg stenen boven de Jordaan uitsteekt,

en als je ze ziet, denk je weer: ‘o ja!’

 

Vandaag willen wij ons ook weer herinneren wie God is,

dat hij een God is die voorop gaat,

voor wie zelfs de doodsrivier en het graf aan de kant gaan,

omdat hij ons thuis wil brengen in zijn beloofde land,

en dat wij daarom verder durven te trekken.

Daarom steken we vandaag kaarsjes aan, als ons monument,

om ons aan die hoop te herinneren,

juist als afscheid nemen moeilijk is.

En met díe hoop kunnen we verder!

Amen.